Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De Raad van Advies (RvA) vond het twee maanden geleden geen goed idee om de Landsverordening productie medicinale cannabis aan de Staten aan te bieden. Er moest ten minste rekening worden gehouden met een reeks van op- en aanmerkingen.
Toch kwam het wetsontwerp al aan bod in de Centrale Commissie van de Staten van Curaçao, die er dan ook - zowel oppositie als coalitie - kritisch naar keek. De Ontwerplandsverordening tot wijziging van de Opiumlandsverordening 1960 lijkt nog verre van compleet, zo blijkt uit het onlangs gepubliceerde advies van de RvA, naar aanleiding van een spoedadviesverzoek begin juni.
Het wetsontwerp kent diverse bevoegdheden toe aan de minister van Gezondheid, Milieu en Natuur (GMN), op het moment Suzy Camelia-Römer (PIN). Behalve bestuursbevoegdheden worden ook bevoegdheden op het gebied van het civiele recht aan de minister verleend.
Met de voorgestelde wijziging van de Opiumlandsverordening wordt het mogelijk om van het daarin opgenomen verbod verlof te krijgen van de minister, te weten het verbod op de verbouw van planten van het geslacht cannabis.
In de Memorie van Toelichting (MvT) staat dat de regering kansen ziet om in een vroeg stadium deel te nemen aan de internationale ontwikkeling van de medicinale cannabisindustrie en dat er sprake zou zijn van een bloeiende internationale handel in medicinale cannabisproducten.
Ook staat in de MvT dat cannabis voor medicinale doeleinden relatief schaars en duur is en dat de lokale agrarische omstandigheden veel mogelijkheden bieden om te voorzien in de internationale behoefte van medicinale cannabisproducten. Curaçao zou vanwege zijn klimatologische omstandigheden, bodemcondities, watervoorziening en dergelijke, diverse voordelen bieden voor de teelt en productie van medicinale cannabisproducten. Verder wordt in de MvT de verwachting uitgesproken dat in het eerste jaar nadat de verloven zijn uitgegeven tussen de 400 en 700 personen tewerkgesteld zullen worden.
,,Uit de bij het adviesverzoek gevoegde stukken heeft de raad niet kunnen opmaken dat onderzoek is gedaan naar de (economische) haalbaarheid van deelname aan de medicinale cannabisindustrie”, schrijft de RvA. ,,Vooralsnog ontbreekt een gedegen onderbouwing daarvan.” Dit kwam ook terug tijdens de Statenbehandeling.
De raad verwijst in dit verband tevens op de aan de minister van Financiën - Kenneth Gijsbertha (MAN) - gerichte brief van de Sectordirecteur Financieel Beleid en Begrotingsbeheer van mei 2019. Daarin staat onder andere dat Financiën met het ontwerp kan instemmen ‘onder de voorwaarde dat de afzetmarkt voldoende groot dient te zijn’ om minimaal het aantal vergunningen en gebruiksrechten tegen minimaal genoemde bedragen te kunnen uitgeven. Verder adviseert de sectordirecteur om het ministerie van Economische Ontwikkeling en/of een andere betrouwbare instantie te benaderen om een uitspraak over dit onderwerp te doen.
De RvA adviseert de regering ‘om een gedegen onderzoek te doen naar de (economische) haalbaarheid van deelname aan de medicinale cannabis-industrie’ en de resultaten van dit onderzoek in de MvT op te nemen.