Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Parman International, met Hushang Ansary als meerderheidsaandeelhouder en bestuurder, is volledig in het ongelijk gesteld in het kort geding tegen de Centrale Bank CBCS. Op alle fronten heeft Parman de rechtszaak over de maatregelen bij Ennia verloren.
Parman (lees: Ansary) had onder meer intrekking van de vergunning van deze verzekeringsmaatschappij gevorderd en het terugdraaien van de noodregeling alsmede dat de Centrale Bank bevolen wordt met Parman in overleg te treden. Eén en ander op straffe van een gevraagde dwangsom van een miljoen gulden per dag dat de CBCS in gebreke blijft, met een maximum van 500 miljoen.
Zo ver kwam het niet. In zijn beoordeling laat de kortgedingrechter weinig tot niets over van de argumenten en vorderingen van de eigenaar van Ennia Caribe Holding en alle andere Ennia-entiteiten op Curaçao. Alles bij elkaar komt het gerecht tot de conclusie dat het niet aannemelijk is dat de bodemrechter tot het oordeel komt dat CBCS onrechtmatig heeft gehandeld.
,,Ook is niet aannemelijk dat de bodemrechter tot het oordeel zal komen dat de noodregeling niet moet worden uitgesproken. De situatie is, samenvattend, immers aldus dat verzekeraars (Ennia Leven, Schade en Zorg, red.) al lange tijd niet voldoen aan de geldende regels op het gebied van solvabiliteit, dat hierin geen verbetering is opgetreden ondanks instructies van CBCS, dat een laatste plan is geblokkeerd door de (uiteindelijke) aandeelhouder en dat in plaats daarvan juist een substantieel bedrag uit de groep wordt gehaald.”
Over dit laatste, dat een groot bedrag uit Ennia werd gehaald, meldt het vonnis hoe dit is gegaan en dat dit de laatste druppel was voor de CBCS. Zo waren partijen - anders dan Ansary in een tv-interview met TeleCuraçao stellig beweerde - al geruime tijd met elkaar in overleg.
,,Dit overleg heeft geleid tot een bijeenkomst op 21 juni 2018, bij welke gelegenheid ook Ansary aanwezig was en waarbij is gesproken over een plan van (het management van) de Ennia-groep om tot oplossing van de knelpunten te komen. CBCS heeft gesteld dat Ansary bij die gelegenheid geweigerd heeft dit plan te steunen. Ook heeft CBCS aangevoerd dat Ansary tijdens dit overleg het bestaan van het solvabiliteitstekort, dat bevestigd werd in de door de externe accountant gecontroleerde jaarrekeningen, heeft ontkend en voorstellen heeft gedaan die per saldo zouden leiden tot een verzwakking in plaats van een versterking van de vermogenspositie van verzekeraars. Ten slotte heeft CBCS gesteld dat Ansary op enig moment uit het overleg is weggelopen met de woorden ‘Ok, then you just start the emergency regulation’. Parman heeft geen van deze stellingen betwist, zodat het gerecht in dit kort geding uitgaat van de juistheid van de weergave door CBCS. Met de stelling dat partijen ‘nog volledig in gesprek met elkaar’ waren en ‘zo goed als een
oplossing’ hadden bereikt (zoals bepleit door Parman, red), miskent Parman de gang van zaken tijdens het laatste overleg.”
En niet ter discussie staat, aldus het gerecht, dat ‘Ennia Caribe Investments (ECI) een dag na het bedoelde overleg een bedrag van 100 miljoen dollar heeft overgemaakt naar een vennootschap die geheel los staat van de Ennia-groep, maar wel wordt beheerst door Ansary’.
De noodregeling wordt gerechtvaardigd door de concrete omstandigheden, want geconfronteerd met de transactie van 100 miljoen dollar en gelet op de gang van zaken tijdens de bijeenkomst van 21 juni, heeft ‘immers in redelijkheid de vrees kunnen ontstaan dat de Ennia-groep doende was vermogensbestanddelen (verder) buiten het bereik van verzekeraars te brengen en dat op zeer korte termijn ingrijpen nodig was’.