Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Een kwart van de onlangs door ConocoPhillips beslagen olie zou niet aan ConocoPhillips’ beslagdebiteur PdVSA toebehoren, maar aan Venezuela.
Dat stelt Huntington Ingalls Industries, naar eigen zeggen de grootste Amerikaanse scheepsbouwer gevestigd te Newport News in Virginia, dat een claim van 130 miljoen dollar heeft op het Venezolaanse ministerie van Defensie en op Curaçao derdenbeslag wilde leggen onder Refineria Isla Curaçao, Refineria Isla (Curazao), Petróleos de Venezuela SA, PdVSA Petroleo SA - allen toebehorend aan de Venezolaanse staatsoliemaatschappij PdVSA - maar ook de Curaçaose overheids-nv Refineria di Kòrsou (RdK).
Uit een recent vonnis, in handen van het Antilliaans Dagblad, blijkt dat de rechter in Willemstad hiermee echter niet instemt: het beslag ten laste van Venezuela op olievoorraden is niet toegestaan; hoewel er geen immuniteit is van jurisdictie, is er wel immuniteit van executie.
Volgens Huntington Ingalls in de Verenigde Staten gebruikt Venezuela zijn olie die via Curaçao verscheept wordt als betaalmiddel voor de terugbetaling van tussen 2007 en 2014 door Chinese staatsbanken aan de Venezolaanse overheid verstrekte leningen van ongeveer 63 miljard dollar.
,,Op grond van een samenwerkingsovereenkomst tussen China en Venezuela is Venezuela bevoegd miljardenbedragen op te nemen bij de Chinese Development Bank, in ruil voor de levering van ruwe olie (tegen tarieven onder de marktwaarde) aan Chinese staatsoliebedrijven”, zo staat in het vonnis van eind vorige maand, waarmee andermaal duidelijk wordt dat mede na de toegestane beslagleggingen door ConocoPhillips er een ‘run’ is ontstaan van schuldeisers op Venezuela en PdVSA. Curaçao geldt daarbij opnieuw als het juridische strijdtoneel.
Uit de toelichting door Huntington Ingalls volgt volgens het gerecht dat de olie waarop zij beslag wil leggen door Venezuela wordt gebruikt als betaalmiddel om door Venezuela voor haar overheidsfinanciën aangetrokken leningen terug te betalen. Dat leidt tot de gevolgtrekking dat het hier gaat om goederen die vallen onder de immuniteit van executie, aldus rechter De Kort.
,,In ieder geval geldt dat verzoekster (Huntington Ingalls, red.) niet aannemelijk heeft gemaakt dat het gaat om goederen die niet bestemd zijn voor een overheidstaak en worden gebruikt voor commerciële doeleinden. Nu daarmee niet aannemelijk is dat verzoekster zich op de olie zal kunnen verhalen, is voor conservatoire beslaglegging evenmin plaats.” Het verzoek om verlof tot beslag is dus afgewezen.