Van een onzer verslaggevers
Willemstad - PdVSA bevindt zich in zwaar weer. Het bedrijf gaat gebukt onder een schuld van rond de 41 miljard dollar, heeft grote betalingsachterstanden en kampt met een dalende olieproductie.
,,Radicaal ingrijpen is nodig”, aldus olie-analist Pacheco tegenover Het Financieele Dagblad.
Pacheco is een van de 20.000 werknemers die in 2002 hun ontslag kregen bij het Venezolaanse staatsoliebedrijf Petróleos de Venezuela SA (PdVSA). Journalist Sytske Susie Jellema zocht de analist op in Bogota. Op het balkon van zijn appartement vertelt Pacheco dat drie jaar voor het massaontslag de socialistische president Hugo Chávez aan de macht was gekomen en aanstuurde op een machtsovername bij PdVSA. ,,We merkten dat het bedrijf een steeds politiekere structuur kreeg”, zegt Pacheco, ,,en het elke keer lastiger werd voor mensen die kritisch waren over de socialistische revolutie van Chávez.”
Terwijl de protesten in alle hevigheid woedden, zagen Pacheco en zijn collega’s op televisie hoe Chávez een fluitje pakte en al blazend op de fluit de namen verkondigde van zeven bestuursleden van PdVSA. ,,Deze mensen waren op staande voet ontslagen.”
Driekwart jaar later las Pacheco in de krant zijn naam tussen duizenden andere werknemers en daarmee kwam abrupt een einde aan een carrière van zestien jaar. Zoals velen van zijn landgenoten verhuisde hij naar buurland Colombia, om daar in de aanzienlijk kleinere olie-industrie te gaan werken.
Pacheco is teleurgesteld in zijn oude werkgever en de Venezolaanse politiek. ,,De directie van PdVSA is volledig gepolitiseerd. Er zitten militairen in het bestuur, die geen capaciteiten hebben om een oliebedrijf te leiden,” zegt hij tegen de journalist van Het Financieele Dagblad.
De krant noteert dat internationale investeerders in joint ventures met PdVSA zich beklagen over het feit dat zij geen inzicht en zeggenschap hebben in de politieke besluitvorming. De Venezolaanse wet schrijft voor dat PdVSA 51 procent zeggenschap heeft in joint ventures, in de praktijk is dat zelfs vaak 60 procent. Het zijn wetten die onder Chávez zijn ingevoerd en voor de huidige president Nicolás Maduro onmogelijk zijn om te veranderen.
Hoewel investeren zeer risicovol is en weinig aantrekkelijk gemaakt wordt door de Venezolaanse wet, is China al tien jaar een van de trouwste handelspartners. Sinds 2007 leende de grootmacht zo’n 60 miljard dollar aan Venezuela, zo concludeert Het Financieele Dagblad op grond van cijfers van de Inter-American Dialogue, een onderzoeksgroep in Washington. China is Venezuela’s grootste schuldeiser, een schuld die grotendeels wordt afbetaald via olieverzendingen.
Maar ook aan trouwe bondgenoot China is Venezuela niet in staat aan haar betalingseisen te voldoen. President Maduro beloofde vorig jaar november de schuld af te lossen door het aantal vaten dat dagelijks naar China gaat te verhogen naar 800.000, ongeveer een derde van de totale dagelijkse oliewinning.
Het bedrijf gaat gebukt onder een schuld van rond de 41 miljard dollar en kampt met een dalende olieproductie. Tussen december 2015 en december 2016 produceerde het oliebedrijf per dag 337.000 vaten minder dan het jaar ervoor, aldus gegevens van de belangenorganisatie van olie-exporterende landen Opec. De dagproductie was met 2,27 miljoen vaten vergelijkbaar met de aantallen in 1993. Daarbij komen de lage olieprijs van gemiddeld 40 dollar per vat afgelopen jaar en de torenhoge inflatie in Venezuela die de productiekosten hoog opstuwt.
Een deel van het probleem is dat PdVSA jaarlijks een kwart van haar winst verliest door niet-oliegerelateerde activiteiten, zoals subsidies en olie-export naar bevriende landen, waaronder Cuba, bleek uit speurwerk van twee Harvard-onderzoekers, Igor Hernández en Francisco Monaldi.
PdVSA geeft veel uit aan sociale fondsen en projecten zoals voedingsproducent PdVAL en sociale woningbouw. Volgens Hernández beperken deze uitgaven investeringen in olie-exploratie, productie en onderhoud. Dat laatste was de oorzaak van een grote explosie vier jaar geleden in een van de twee raffinaderijen in de kustplaats Punto Fijo, op iets meer dan 100 kilometer van Curaçao. Daarbij kwamen 55 mensen om en raakten er 156 gewond. De vakbondsleider die de onderhoudsproblemen aankaartte werd prompt ontslagen. Zijn zaak is erkend bij de internationale arbeidsorganisatie ILO en de Organisatie van Amerikaanse Staten (OAS), maar nog altijd heeft PdVSA niets gedaan met de internationale aanbevelingen. Harvard-onderzoekers Hernández en Monaldi zijn stellig over de overlevingskansen van PdVSA: alleen een grondige hervorming kan het bedrijf redden.