Als een minister niet langer het vertrouwen geniet van de Staten, moet hij of zij per direct zijn of haar ontslag aanbieden. Dan is het over en uit. Dat is een van de grondbeginselen van de parlementaire democratie en die gelden ook voor minister Francisca (PS) van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Werkgelegenheid. Zij kreeg gisteravond een motie van wantrouwen tegen zich; niet van de oppositie, zoals meer gebruikelijk is, maar van de coalitie en nota bene geïnitieerd door de fractie van haar eigen partij PS. Dat is een vrij ernstige manier om Fòrti te moeten verlaten. Het overkomt Francisca na ruim een jaar bewindsvrouw te zijn geweest. Niet naar tevredenheid dus van PS, de grootste (regerings)partij, en evenmin naar genoegen van PAIS, PNP en fractie Sulvaran. De oppositiepartijen stemden - om hun moverende redenen - vóór noch tegen. Dat maakt de afgang niet minder. Hoewel het op zich is toe te juichen dat het parlement een meer controlerende, dwingende rol opeist en corrigerend ingrijpt waar nodig, is het toch zwak van de Staten dat Francisca niet in de gelegenheid is gesteld om zich te verweren. Terecht had zij vooraf verklaard publiekelijk als minister te zijn aangesteld en dit dus ook publiekelijk te willen beëindigen. Dat hoort óók bij de parlementaire democratie: het afleggen van verantwoording over gevoerd beleid, waarna het eindoordeel aan de Staten is. De PS heeft in haar jonge bestaan als regeringspartij al heel wat ministers versleten, maar telkens gebeurde dit afscheid achter de schermen en vertrok de politieke bestuurder zonder zich ten overstaan van de volksvertegenwoordiging te verdedigen. Dat is geen juiste gang van zaken. Wellicht is dat dit keer opnieuw geprobeerd, maar is het niet gelukt om Francisca in een achterkamertje ervan te overtuigen de eer aan zichzelf te houden. Daardoor mocht zij nog wel in de parlementszaal verschijnen. Het is echter afkeurenswaardig dat zij van de Staten niet de kans heeft gekregen het woord te voeren. Nu wordt Francisca de ‘crisis’ binnen het ministerie aangewreven. En natuurlijk is elke kapitein (eind)verantwoordelijk voor de koers en of de eindbestemming veilig wordt bereikt, maar de problemen binnen
SOAW zijn niet van gisteren en voor een goede aanpak moet eerst duidelijk zijn wat er exact loos is. Ook dát hoort bij een correcte omgang met de parlementaire democratie. Het gaat niet primair om de poppetjes, maar om de inhoud van beleid. Dat moet anders en beter. Sociale ontwikkeling en arbeid en vooral meer werk moeten weer topprioriteiten zijn.