Analyse redactie
Natuurlijk is de euforie groot binnen MFK-gelederen, en dat mág ook. Dat geldt voor 55 procent van de bevolking, althans van de stemgerechtigden. De partij kan - en naar alle verwachtingen zal - alleen regeren, zonder de ‘last’ van een coalitiepartner. Dit heeft vele voordelen, zoals snel kunnen beslissen en handelen zonder tegenspraak, maar kan ook nadelen met zich meebrengen. Het is aan de MFK-politici zelf om hier op een verstandige en vooral verantwoorde wijze mee om te gaan. Zowel de bestuurders (ministers) als de Statenleden (toezichthouders van de ministers) dragen, ondanks dat zij tot dezelfde partij behoren, elk hun eigen verantwoordelijkheid.
Dit geldt met name voor de parlementsleden, die straks ‘zonder last of ruggenspraak’ hun controlerende en wetgevende taken moeten uitvoeren, op basis van hun eigen inzichten en geweten. Dit heet ‘dualisme’, een principe dat tijdens de vorige MFK/PNP-regeringscoalitie zwaar onder druk kwam te staan. MFK had grote moeite met enkele PNP-Statenleden die regelmatig kritische vragen stelden en de regering soms zelfs een halt toeriepen. Toch is dat precies de taak van een Statenlid, die er niet zit als ‘rubber stamp’ of ‘jaknikker’.
Waarom is het belangrijk dit cruciale aspect van de rechtsstaat zo te benadrukken? Een absolute meerderheid brengt het risico met zich mee dat de essentiële checks & balances naar de achtergrond verdwijnen en machtsmisbruik op de loer ligt. Ten eerste betekent een overwinning met 55 procent van het electoraat dat er nog steeds een substantiële groep van 45 procent is waarmee óók rekening gehouden moet worden. Ten tweede betekent een democratische meerderheid niet dat een partij zomaar kan doen en laten wat zij wil; daarvoor bestaan instituties die erop toezien dat het bestuur ordentelijk verloopt.
Deze instituties - zoals de Raad van Advies (RvA), de Sociaal-Economische Raad (SER) en de Algemene Rekenkamer Curaçao (ARC) - moeten gerespecteerd worden. Dit geldt natuurlijk vooral ook voor de rechterlijke macht; zowel de staande als de zittende magistratuur. Die instituties zijn er ter bescherming van de bevolking, inclusief de politici zelf wanneer zij later niet meer aan de macht zijn. Macht vereist tegenmacht, en het is zelfs in het belang van een goed functionerende regering dat er kritische tegenkrachten blijven.
Hoe verleidelijk het ook zal zijn om te regeren met het idee ‘wij maken de dienst uit’, blijven de overige checks cruciaal voor het naar behoren functioneren van de maatschappij: allereerst binnen de ministerraad en de Staten zelf, maar ook de (top)ambtenarij, de overheids-nv’s en -stichtingen, de sociale partners (bedrijfsleven en vakbonden) en de media. Een politieke partij die alle macht heeft, loopt het risico machtsdronken en arrogant te worden. Hoe dat mis kan gaan, zag Curaçao in de tweede helft van de jaren 60, toen de Democratische Partij (DP) in 1967 de grote meerderheid in de toenmalige Eilandsraad behaalde. Nauwelijks twee jaar later stond Willemstad bij de rellen van mei 1969 in brand.
Er zijn geen aanwijzingen dat een dergelijke situatie zich snel opnieuw zal voordoen, maar naast euforie is realiteitszin op zijn plaats. De verpletterende overwinning van MFK is mede te danken aan een sterke marketing en campagne, én - het moet gezegd - een zeer zwakke oppositie. De partij van Pisas had de wind in de rug, en voor het eerst sinds jaren was er weer sprake van economische groei. Dit is een prestatie, maar moet ook worden gerelativeerd: pas vorig jaar bereikte Curaçao weer het pre-covid-niveau. De groei is vooral te danken aan het toerisme, dat werd gegenereerd door ondernemers in de horecasector, gefaciliteerd door de overheid, en ondersteund door een wereldwijde toeristenhausse.
Daarnaast brachten inflatie en een strengere belastinginning hogere inkomsten in de Landskas. Met een beter gevulde portemonnee kon de regering ‘de eigen broek ophouden’ en daarmee Den Haag op afstand houden. Tegelijkertijd ontstond er financiële ruimte voor ‘leuke dingen voor het volk’, zoals het asfalteren van wegen - overigens een normale overheidstaak waarvoor motorrijtuigenbelasting wordt betaald - en de cadeautjes die in de aanloop naar de verkiezingen met gemeenschapsgeld werden uitgedeeld ter ondersteuning van de campagne. Veel structurele problemen bleven echter (structureel) onopgelost.
Enkele van deze problemen werden op de verkiezingsdag benoemd door Gilmar ‘Pik’ Pisas, inmiddels demissionair én beoogd premier van het nieuwe kabinet: de vergrijzing en de financiële en maatschappelijke gevolgen daarvan; de volksgezondheid (en de crisis rond het CMC-ziekenhuis); de (steeds) eenzijdige focus op toerisme en de noodzaak tot economische diversificatie - altijd wel makkelijker gezegd dan gedaan - en; de enorme armoede waarin 31 procent van de Curaçaose bevolking verkeert. Door deze kwesties te benoemen, erkent de regeringsleider feitelijk dat ze de afgelopen vier jaar niet adequaat (genoeg) zijn aangepakt.
Voor een ander probleem liep de MFK-leider letterlijk weg toen hij er op 21 maart door een medium naar werd gevraagd: de raffinaderij, waarvan hij in 2021 had beloofd deze binnen no time te herstarten, maar voor de meeste mensen is dit een ‘black box’. Niet voor niets vroeg hij de kiezers om vier extra jaren om zijn klus af te maken. Er is nog veel werk aan de winkel. Een partij met een absolute meerderheid kan dat relatief eenvoudiger realiseren, maar uiteindelijk moet de hele samenleving hierachter staan.
,,It takes a whole community to raise a child”, luidt niet voor niets een bekende uitspraak. Wat Pisas in elk geval kan worden meegegeven, is dat hij bruggen wil slaan. In zijn woorden: tussen rijk en arm, en tussen zwart en wit. Met zijn verkiezingswinst is er feitelijk voor het eerst sinds lange tijd afscheid genomen van de polariserende ‘si’- en ‘no’-verdeling. Pisas streeft naar eigen zeggen naar de breed gewenste ‘trankilidat’ (rust). Het is aan hem en zijn uitgebreide MFK-team - negen ministers, een Gevolmachtigde minister, dertien Statenleden en hun talloze kabinets-, beleids- en persoonlijke medewerkers - om hier de komende vier jaar, met inachtneming van alle democratische rechtsstaatregels, voor te zorgen.