Iedereen weet dat alles duurder wordt; dat heet inflatie. Dat betekent dat je vandaag minder kunt kopen voor een gulden dan gisteren. Niet alleen Curaçao en de andere (ei)landen van het Caribisch deel van het Koninkrijk ondervinden dat aan den lijve. Verreweg de meeste, zo niet alle landen in de wereld krijgen ermee te maken. Echter, wat de Fair Trade Authority Curaçao (FTAC) nu vaststelt, slaat niet alleen alles, maar is helaas een bevestiging van wat velen al in hun portemonnee voelen als zij aan de kassa afrekenen. Vooral in de supermarkt. Het is daarom goed dat de ‘concurrentiewaakhond’ FTAC dit aan de kaak stelt - eindelijk overigens - en de voorlopige bevindingen zijn schokkend.
Want terwijl het prijsindexcijfer, aan de hand waarvan de inflatie wordt gecalculeerd, van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) in het algemeen voor alle goederen en diensten sinds 2010 met ongeveer 35 procent is gestegen, geldt volgens FTAC - die daarvoor het CBS aanhaalt - dat de prijs van levensmiddelen in diezelfde periode is verdubbeld. Voor sommige categorieën - zoals voor aardappelen, groenten en fruit - zou de stijging na amper veertien jaar autonoom Land Curaçao zelfs bijna 400 procent bedragen, aldus FTAC. Dat is vier keer zoveel. Dan rijst de vraag onmiddellijk: zijn de productie- en/of inkoopprijzen ook net zo hard en net zo veel gestegen? Of is vooral de (handels)marge toegenomen?
De FTAC stelt dat de prijsstijging ‘aanmerkelijk hoger is’ dan die van de Curaçaose handelspartners (veelal de Verenigde Staten en Nederland en voorheen ook buurland Venezuela), maar ook hoger dan andere Caribische eilanden zoals zustereiland Aruba. En, zo voegt de autoriteit er veelzeggend aan toe: ‘ondanks de overeenkomsten in marktomstandigheden’. Dit suggereert dat het antwoord op de eerder gestelde vragen toch eerder richting de (handels)marges zou gaan. FTAC heeft het over een onderzoek dat ‘een nieuw licht werpt op de prijsontwikkelingen en dynamiek binnen de levensmiddelensector op Curaçao’. Bekend was al dat Curaçao sterk afhankelijk is van import. Slecht een tiende komt van eigen kweek, wat het eiland erg kwetsbaar maakt. Zeker als blijkt dat in het bijzonder ‘de grote supermarkten een zeer sterke positie in de markt hebben’ en hun onderhandelingsmacht gebruiken (of misbruiken?) ‘om gunstige voorwaarden te bedingen, wat de positie van kleinere spelers ondermijnt’. Verouderde en soms tegenstrijdige wet- en regelgeving en ‘bepaalde marktstructuren’ beperken de mate van concurrentie.
En dat is nu precies waarom de bevolking een ‘concurrentiewaakhond’ heeft. De FTAC liet zichzelf tot nu toe vaak beteugelen door gelimiteerde bevoegdheden; vooral om daadwerkelijk de tanden te laten zien en in te grijpen. Maar wat de autoriteit ten minste wél kan doen is om met behulp van de aanwezige expertise ongewenste situaties (zo men wil: wantoestanden) aan te kaarten en in de publiciteit te brengen. Dat alleen al is een belangrijke eerste stap. Het is nu ook aan de Staten (de gekozen volksvertegenwoordiging) en de regering (in het bijzonder het ministerie van Economische Ontwikkeling, MEO) om door middel van wetsmodernisering, maar vooral naleving ervan door middel van toezicht en inspectie, meer marktdynamiek en concurrentie te stimuleren. Het gaat uiteindelijk om een gezonde marktwerking en bovenal eerlijke prijzen.