,,Het niveau, de prestaties en de productiviteit van het parlement van Curaçao op een hoger peil brengen.” Daar kan niemand op tegen zijn. Dat is een uitstekende zaak en een goed streven. De Staten van Curaçao, zoals het parlement officieel heet, hebben naar eigen zeggen ‘plannen’ om dit te realiseren. Zo staat te lezen in de eerste overweging van een motie die afgelopen vrijdag werd ‘aangenomen met meerderheid van stemmen’. Met die motie ‘beslist’ het parlement dat het aantal medewerkers per fractie wordt opgevoerd met ingang van 2023, volgend jaar dus al. Dat de Huishoudelijke Commissie nog één of meer plannen uitbrengt om het functioneren van de Staten naar een hoger plan te tillen, maakt feitelijk niet zo uit. Waar het om gaat is dat de meeste zittende fracties voorstander zijn van méér (politieke) medewerkers. En er is haast geboden, want de ‘uitbreidingsplannen’ moeten binnen zes weken op tafel liggen. Hoe is het dan nu geregeld? Hebben de fracties van coalitie- en oppositiepartijen momenteel dan nog geen medewerkers? Ja, dat hebben ze wel. Elke fractie heeft - onafhankelijk van de grootte ervan - nu al recht op twee medewerkers. Oók eenmansfracties, waardoor de op z’n zachtst gezegd merkwaardige situatie ontstaat dat één zo’n Statenlid maar liefst twee medewerkers heeft. Curaçao telt momenteel zes fracties (dus twaalf medewerkers in en om de Statenzaal), waarvan twee éénmansfracties. De ervaring leert dat dit na verloop van tijd meer eenpersoonsfracties kunnen worden, omdat sommige Statenleden zich ‘om hun moverende redenen’ losmaken en als onafhankelijk lid (lees: fractie) verdergaan. Het niveau moet omhoog, is het uitgangspunt. Echter, een functieprofiel ontbreekt op dit moment. De medewerker hoeft niet te voldoen aan zekere vereisten. Elke fractie bepaalt zelf wat de criteria zijn, waardoor het in de meeste gevallen iemand wordt die zich - al dan niet tijdens de campagne - heeft ingezet voor de partij. Een meerderheid in de Staten is dus vóór een grotere hoeveelheid medewerkers. Die meerderheid werd vrijdag gevormd door gekozen volksvertegenwoordigers van regeringspartijen MFK en PNP maar ook van MAN en Trabou pa Kòrsou (TPK) van de oppositie. Die meerderheid blijkt overigens vrij krap, namelijk slechts 12 van het in totaal 21 zetels tellende Statencollege. Twee stemden tegen; beiden van PAR. Een simpele rekensom leert dat er die dag dus maar 14 van de 21 überhaupt bij de vergadering aanwezig waren. Eén op de drie fulltime en ruim boven modaal betaalde Curaçaose parlementariërs schitterde door afwezigheid (of, wat ook regelmatig gebeurt, door het weglopen bij de stemming vanwege het gevoelige/controversiële onderwerp). Daarmee is de praktijk van de Staten als geheel - de goeden nagelaten - in tegenspraak met de wens die in de tweede overweging als volgt wordt geuit: ,,Het parlement moet op een professionele manier functioneren”, gevolgd door de toevoeging: ,,door te voldoen aan de wetten”. Een onnodige toevoeging, want elk Statenlid moet als vanzelfsprekend voldoen aan de wet. Sterker nog, daar legt hij of zij aan het begin van zijn/haar zittingstermijn plechtig de eed voor af.