Jaarplannen, begrotingen, jaarverslagen en jaarrekeningen. Het blijft voor veel (lees: verreweg de meeste) overheids-nv’s, overheidsstichtingen en andere semipublieke instellingen die van subsidie afhankelijk zijn moeilijk om ze op te stellen, in te dienen - liefst op tijd - en al helemaal om ze vervolgens ook te delen met het publiek.
Het jongste onderzoeksrapport van de Algemene Rekenkamer van Curaçao (ARC) inzake de ‘Rechtmatigheid van de financiële bijdrage van het Land aan de University of Curaçao (UoC)’ laat dat maar weer eens zien. In een helder nawoord concludeert de Rekenkamer uit haar onderzoek dat de minister van Onderwijs en Wetenschap ‘niet bewaakt had’ of de UoC over de jaren heen aan alle, voor de financiële bijdrage van toepassing zijnde, wettelijke bepalingen heeft voldaan alvorens de financiële bijdrage te verstrekken. Hierdoor bleef de UoC de financiële bijdragen ontvangen ondanks dat zij niet aan de bepalingen voldeed. ,,De begrotingen, jaarplannen, jaarrekeningen en jaarverslagen werden niet tijdig of helemaal niet ingediend”, luidt de feitelijke vaststelling.
Om aan te geven welk belang hiermee is gediend - en dat het geen pesterij of bijzondere hobby is van de zijde van de Rekenkamer, maar om zeer serieuze zaken die feitelijk élke inwoner van Curaçao aangaat - legt de ARC het nog eens uit: ,,Het is niet verantwoordelijk dat financiële middelen uit de Landskas worden verstrekt aan een instelling indien deze niet voldoet aan de wettelijke voor de instelling geldende bepalingen.” Het zal duidelijk zijn dat dit in wezen altijd al het geval is, maar zeker in een situatie waarin de Landskas feitelijk (meer dan) leeg is; in een toestand waarin de belastingopbrengsten en overige overheidsinkomsten ónvoldoende zijn om de uitgaven te dekken. In zo’n situatie van schaarste moet de regering eigenlijk elk dubbeltje wel drie keer omdraaien voordat het wordt besteed.
Want door alle overschrijdingen en tekorten bij elkaar opgeteld neemt de Curaçaose overheidsschuld opnieuw telkens toe; in de pre-coronaperiode, dus in de periode 2010-2019, met bijna één miljard gulden (960 miljoen). Daarmee is de schuld in deze periode met 50 procent gestegen. In verband met de coronacrisis en de Giroproblematiek is deze schuld alleen al in 2020 en 2021 met nog eens 911 miljoen plus 170 (samen 1,1 miljard) verder toegenomen.
In het geval van de nationale universiteit UoC gaat het niet om dubbeltjes, maar om gemiddeld 15 miljoen gulden per jaar. Opgebracht door belastingbetalende burgers en bedrijven. Uit de Landskas in de universiteitskas. Op zichzelf betreft het hier productieve bestedingen, namelijk in (hoger) onderwijs en daarmee als een investering in de jeugd en de kennis/kunde voor de toekomst. Maar dat wil natuurlijk niet zeggen dat de UoC geen verantwoordingsplicht heeft, niet tijdig hoeft te rapporteren en financieel maar kan doen wat het wil. Integendeel, juist het opleidingsinstituut op het hoogste niveau dient het goede voorbeeld te geven; aan studenten, docenten en het grote publiek.
Het is dan ook te betreuren dat de UoC-rector in eerste instantie twijfels had over de bevoegdheid van de Rekenkamer om überhaupt onderzoek te doen. Dat heeft de ARC wel degelijk, gelukkig, vooral omdat het onderzoek gericht is op hoe de minister omgaat met zijn wettelijke plicht om te bewaken dat de universiteit wel voldoet aan de geldende bepalingen. Met andere woorden: het Rekenkameronderzoek richt zich primair op wat de minister doet of nalaat te doen, zodat de Staten (=de gekozen volksvertegenwoordiging) zich ervan verzekerd weet dat het belastinggeld goed wordt besteed.
Maar zelfs als het onderzoek wél direct en uitsluitend zou zijn gericht op hoe de UoC omgaat met gemeenschapsgelden, dan nóg hadden de rector en alle andere betrokkenen onmiddellijk alle medewerking hieraan moeten verlenen. Verantwoording afleggen en transparantie geven zijn de beste wapens tegen verkwisting en eventuele fraude en tevens ook de beste manier om vertrouwen te winnen en ook te behouden. Gelukkig blijkt dat door de huidige raad van toezicht (RvT) van de universiteit ‘actie wordt ondernomen om ervoor zorg te dragen dat de UoC voortaan aan de wettelijke bepalingen voldoet’, zo wordt door de Rekenkamer opgemerkt. Bij de nieuwe RvT leeft het besef van het belang hiervoor dus wel.
Vanuit het ministerie geeft ook de hoogste ambtenaar, de secretaris-generaal (SG), een hoopgevende respons: namelijk zonder dralen en andere smoesjes volmondige erkenning van de tekortkomingen in het verleden en vooral de belofte om binnen drie weken een inventarisatie uit te voeren en het opstellen van een plan van aanpak om de gebreken vermeld in het Rekenkamerrapport voortaan te voorkomen.
Het wordt tijd dat bestuurders, commissarissen en toezichthouders het proces van begrotingen, jaarplannen, jaarrekeningen en jaarverslagen veel serieuzer nemen. Elke keer weer blijkt uit overzichten van het College financieel toezicht (Cft) en het eigen ministerie van Financiën dat er vele overheid-gerelateerde instellingen zijn die de wettelijk rapportageverplichtingen aan hun laars lappen en er gewoon lak aan hebben om regering, Staten en ook de bevolking tijdig en volledig te informeren.
Informatie is cruciaal voor zowel het Land (om te komen tot een realistische Landsbegroting) als voor het Cft (om zijn taken goed te kunnen uitoefenen). Deze informatie kan momenteel niet worden afgedwongen. Met name ten aanzien van de overheidsentiteiten is dat een probleem. Het Land ontvangt de jaarrekeningen te laat of soms zelfs gewoon niet. Dit beperkt het inzicht in de risico’s voor de Landsbegroting. Er zou daarom een afdwingbare informatieplicht in de wet moeten komen. Wie niet horen wil moet maar voelen.
Ook de media (als vierde macht) hebben regelmatig te maken met weigerachtige nv’s, stichtingen en fondsen, die niet thuis geven als er om plannen en gerealiseerde cijfers wordt gevraagd. Er zijn legio voorbeelden van entiteiten met zeer goedbetaalde directeuren en idem commissarissen die zelfs na herhaling en aandringen niet positief reageren op beleefde en vriendelijke verzoeken om het geven van transparantie. Zelfs de ‘moedertoezichthouder’, de Centrale Bank CBCS, heeft soms moeite om tijdig te publiceren. Zo bleek ten aanzien van de jaarcijfers 2019, die pas in 2021 openbaar werden gemaakt. Gelukkig werd 2020 wel netjes op tijd uitgebracht, hoewel summier en slechts op hoofdlijnen.
Vrees voor onjuiste interpretatie (door de betreffende krant, radio of tv-zender) hoeft er niet te zijn. Immers, als het goed is valt er niets te verbergen en kan de entiteit alle handelingen en bestedingen haarfijn uitleggen en verdedigen. Desondanks laten veel raden van besturen (=directies) hun salarissen plus emolumenten wel ‘benchmarken’, liefst aan normen in grote ontwikkelde landen, maar gaat het bij de verantwoordingsplicht nog lang niet altijd om toepassing van ‘best practices’. Nog te veel is er sprake van ‘black boxes’.
‘Democracy Dies in Darkness’ is niet voor niets de krachtige en veelzeggende slogan van de gezaghebbende Amerikaanse krant The Washington Post. Er valt een wereld te winnen: meer openheid heeft als winst het vertrouwen en ook de gunst van het maatschappelijk verkeer.