Niet de eventuele ‘hub’ op Curaçao voor humanitaire hulp aan Venezuela, niet de regering-Rhuggenaath in Fòrti, niet de coalitie, niet minister Stef Blok van Buitenlandse Zaken, niet het (helaas) afgehaakte Motiva/Aramco, niet Clift Christiaan, en niet overheids-nv Refineria di Kòrsou (RdK) vormen het gevaar voor het brood van de werknemers van de Isla-raffinaderij. Het échte gevaar - en dat zelfs al op zeer korte termijn - komt van PdVSA. En wel het PdVSA van Nicolás Maduro.
De Isla-vakbonden PWFC (Petroleum Workers Federation Curaçao) en Apri (Asosiashon Pa empleadonan staf di Refineria Isla) willen echter niet luisteren, blind als ze zijn voor de feiten. Luisteren zij dan niet naar wat alle anderen wel horen, namelijk wat Isla/PdVSA-woordvoerder Earl Balborda zegt? Dat Refineria Isla, volle dochter van PdVSA, de salarissen niet tot het eind van het jaar kan doorbetalen. En dan drukt hij zich bewust nog voorzichtig uit: in werkelijkheid is het eerder een kwestie van één of twee maanden.
Waarom? Het is eenvoudig: er komt bij Isla geen geld meer in het laatje. De cashflow droogt op. Ten eerste: staatsoliemaatschappij PdVSA is steeds minder in staat om in Venezuela de olie uit de grond te halen. Ten tweede: de ruwe olie komt niet meer naar Curaçao; door beslagleggingen, vanwege de astronomische schulden, al sinds mei 2018 niet. Zonder input (= ruwe olie) kan er geen output (= verkoopbare brandstofproducten, zoals benzine) worden geproduceerd. De sancties doen daar een grote schep bovenop, zodanig zelfs dat vanaf 28 april (het huidige) PdVSA en Venezuela volledig uitgespeeld zullen zijn; alle transacties met een Venezolaanse entiteit zullen dan onmogelijk zijn, iets waar internationale banken al maatregelen op hebben genomen. Ten derde: de salarissen van het Isla-personeel konden tot voor kort worden betaald uit de opbrengsten van verkoop aan het lokale overheids-brandstofdistributiebedrijf Curoil. Maar omdat Isla steeds minder in staat is te leveren - doordat de oliekraan vanuit Venezuela is/wordt dichtgedraaid - moet Curoil benzine (voor de automobilisten) en fuel oil (voor nutsbedrijf Aqualectra) van elders betrekken. No problem voor Curoil. Maar des te meer een probleem voor Isla. De bodem van de kas is al in zicht. Isla/PdVSA kan al tijden niet meer aan haar betalingsverplichtingen voldoen en heeft bij RdK een betalingsachterstand van 28 miljoen dollar (50 miljoen gulden).
Kortom: het PdVSA (van Maduro) heeft géén toekomst. Is een ‘callejón sin salida’ (een doodlopende weg). Dát is pas echt het grootste gevaar voor de ruim duizend Isla-personeelsleden en de nog eens minstens evenveel die werken voor (onder)aannemers van Isla. En acuut. Dat hun vakbonden de werklieden en het stafpersoneel niet beter, vollediger en dus eerlijker voorlichten en hun de waarheid vertellen, is niet alleen uiterst kwalijk, maar bijna misdadig. Het zegt alles over welk belang zij daadwerkelijk dienen. De Isla-bonden en Refineria Isla zijn twee handen op één buik. Deze vakorganisaties en hun voorlieden staan dan ook bij PdVSA in het krijt. Zij gedragen zich slechts als ‘their master’s voice’. Ze werden beloond en kregen cadeautjes, waaronder in ieder geval een buitenproportioneel groot en mooi vakbondsgebouw - waar een mooi theater jaloers op zal zijn - op het Isla-terrein. Deze vakbonden hebben nooit gestaakt of actiegevoerd om van Isla/PdVSA helderheid en/of garanties af te dwingen over hun dagelijks brood en de toekomst ervan. Omgekeerd hebben de directie en PdVSA-top nooit bezwaar gemaakt tegen het verstorende optreden van PWFC en Apri. Bonden die in de greep zijn van de werkgever kunnen per definitie niet oprecht opkomen voor de belangen van hun achterban; van de kwetsbare arbeider die in goed vertrouwen zijn contributie betaalt en gelóóft in de door PWFC en Apri gepredikte solidariteit.
Welk doel streven deze bonden na? Als dat daadwerkelijk het behoud is van de Isla en de banen, dan zijn ze verkeerd bezig. Ze dienen een verkeerde god. En deep down weten ze dat. In plaats daarvan worden rookgordijnen opgetrokken: Clift Christiaan moet per se weg en ze willen geen ‘hub’. Maar opkomen tegen het PdVSA (van Maduro), dat nota bene met zoveel woorden heeft verklaard de salarissen niet te zullen doorbetalen tot het jaareinde, ho maar. Als de salarissen straks inderdaad niet meer betaald (kunnen) worden, zal door PWFC en Apri gezegd worden dat dit komt door de keuze van de regering voor een hub. De waarheid is echter dat de Isla-woordvoerder hier al voor heeft gewaarschuwd ruim vóórdat er iets bekend was over het aanbod van humanitaire hulp aan de mensen in het noodlijdende buurland. Of is er toch iets héél anders aan de hand en hebben deze bonden een andere agenda? ,,Llegó la hora”, zei PWFC-voorzitter Angelo Meyer in uitstekend Venezolaans-Spaans dinsdag voor de radiomicrofoon. ,,Rhuggenaath moet weg!” Is dát wat er werkelijk speelt al die tijd met de opeenvolgende stakingsacties, waar vaak volstrekt geen arbeidsconflict aan ten grondslag ligt? De premier en de regering moeten weg, om wat precies te bereiken? Als Meyer en de zijnen een greep naar de macht willen doen, moeten zij zich kandidaat stellen bij de eerstvolgende Statenverkiezingen en zo de politieke arena betreden en niet door de openbare orde te verstoren.
Met de aangekondigde verdere sancties van de Verenigde Staten tegen PdVSA, zal de Curaçaose raffinaderij sowieso plat komen te liggen na 28 april. En Maduro kan daar, als hij dan nog president is, helemaal niets aan doen. In plaats van support zoeken bij Maduro, kunnen de bonden samen met de regering en RdK hun energie beter besteden aan inspanningen om de raffinaderij wél open te houden. Met de militante bijna tegen terreur aangrenzende houding en acties van de bonden - blokkades, brandstichtingen, dreigingen, intimidatie en (strafbare) opruiing - bedenkt een eventuele geïnteresseerde partij zich wel drie keer voordat deze neerstrijkt op Curaçao om vervolgens 500 miljoen dollar (op de korte termijn) en nog eens 2 miljard dollar (op de langere termijn) te investeren in de door PdVSA slecht onderhouden en uitgeleefde Isla.
Maar wellicht veruit de grootste kans voor Curaçao, de raffinaderij en dus de Isla-werknemers biedt nog een heel ánder PdVSA. Een nieuw PdVSA, niet langer aangestuurd door Maduro’s legerofficieren, maar een PdVSA onder een nieuw regime. Bijvoorbeeld van de interim-regering Juan Guaidó (die zodra hij aan de macht is nieuwe en eerlijke verkiezingen zal moeten uitschrijven). Want één ding zal zeker zijn: op het moment dat Maduro vertrekt en iemand als Guaidó het roer overneemt, gaan de sluizen open: de sancties en waarschijnlijk zelfs de beslagen verdwijnen als sneeuw voor de zon, sterker nog: Venezuela zal kunnen rekenen op ruimhartige steun van de VS, Canada, de Zuid-Amerikaanse landen aangesloten bij Grupo de Lima, de Europese Unie (EU) en de regio. Er zal voor velen jaren werk aan de winkel zijn, om de achterstanden opgelopen onder Hugo Chávez en vooral diens opvolger Maduro weg te werken, en daar kan en zál Curaçao enorm van profiteren. Vanwege de ‘hubfunctie’ van Curaçao, maar ook simpelweg omdat het olierijke buurland nu al niet in staat is voldoende benzine voor de eigen (achtergebleven) bevolking te produceren. Ook dít is in het kader van ‘bon bisiña’ onderdeel van de humanitaire hulp aan de zuiderburen. En een win-win. Nu al en straks misschien wel meer dan ooit tevoren is de Isla-raffinaderij van cruciaal strategisch belang voor PdVSA; het is feitelijk de enige PdVSA-raffinaderij die technisch in orde is; de raffinaderijen in eigen land zijn in zodanig slechte staat dat ze draaien op halve kracht of minder. Laat staan in een post-Maduro-tijdperk wanneer alle deuren opengaan en de miljarden zullen (binnen)stromen. Oók voor de upgrading van de Isla op Curaçao en mogelijk zelfs de al enige jaren stilgelegde Arubaanse raffinaderij te San Nicolas.
Als de bonden werkelijk de belangen dienen van hun leden, dan wordt het tijd dat ze hun ogen en oren openen, hun afhankelijkheidsrelatie met het oude PdVSA doorsnijden en zich richten op de toekomst. De dagen van Maduro zijn geteld. Het is volgens deskundigen niet de vraag of, maar eerder wanneer hij Miraflores verlaat. De internationale en regionale druk is hoog, maar zijn positie is sterk afhankelijk van het leger; dat zal bij zijn opvolger(s) vermoedelijk uiteindelijk niet anders zijn. Zonder de confrontatie te zoeken, zonder uit te zijn op ‘oorlog’ - integendeel, Curaçao toont zich juist (uitgedrukt in vakbondstermen) solidair met het Venezolaanse volk - moeten Curaçao en de bonden zich voorbereiden op een situatie met over enige tijd een nieuwe president in Caracas. Daar heeft het eiland en daar hebben de Isla-werknemers vooral zélf het grootste belang bij.