Met eerst ongeloof, gevolgd door verbijstering en later ook schaamte is kennisgenomen van de drugsroof van het afgelopen weekeinde. Niet zomaar een ripdeal ergens in een achterbuurt tussen drugscriminelen onderling, maar een roof van verdovende middelen vanuit niets minder dan het politiekantoor Rio Canario. En wel vanuit de - zo mag men toch aannemen - hermetisch afgesloten kluis van dit - zo mag men eveneens aannemen - goed beveiligde politiecomplex. Hoe is het mogelijk? En dan gaat het niet om een pakketje van een paar honderd gram softdrugs, maar om 500 kilogram cocaïne. Ter vergelijking: 25 grote koffers volgestouwd. En, ervan uitgaande dat een bolletje coke goed is voor circa 10 gram, om een equivalent van ruim 50.000 bolletjes. Een enorme hoeveelheid dus, die zomaar even in de nacht van zaterdag op zondag, ongezien uit de kluis van een politiekantoor wordt gegapt. Brutaliteit ten top en een scenario dat je alleen in spectaculaire speelfilms of in de Wild West zou verwachten. Is het dan langzamerhand het wilde westen op Curaçao? Minister van Justitie Quincy Girigorie (PAR) noemt het een ‘klap in het gezicht van KPC’ (Korps Politie Curaçao). Dat is een understatement. De sterke arm, die er de handen al vol aan heeft om de orde en rust te handhaven, is hiermee op schaamteloze wijze te schande gezet. Overigens niet alleen omdat de rovers de politie te slim af zijn geweest, maar vooral de begrijpelijke vrees dat de daders blijkbaar kennis van zaken hadden en exact wisten hoe, waar en wanneer te werk te gaan - kortom: wisten waar de kwetsbaarheid van het korps ligt - om (nog) maar niet te spreken van een ‘inside job’. Beide zijn buitengewoon ernstig, het laatste tast echter het vertrouwen aan van de hermandad. Overal en in elke organisatie zitten rotte appels, maar bij het politieapparaat moeten de checks & balances en andere controlemechanismen zodanig zijn dat deze ondermijnende elementen er vroegtijdig worden uitgefilterd. Curaçao staat er - helaas weer - lelijk op. Narcotica, interessant en vooral lucratief vanwege de illegaliteit en dus het vele geld dat erin omgaat, en de strijd ertegen zijn niet een zaak van Curaçao alléén. Het eiland en de overige Caribische eilanden liggen als een springplank tussen de drugs producerende landen in Latijns-Amerika en de drugs consumerende afzetgebieden in Noord-Amerika en West-Europa (lees: ook Nederland). In wezen zijn Curaçao en de andere eilanden het slachtoffer van de kennelijk ongeremde drang in met name de rijke landen naar het witte poeder; met omkoping, infiltratie, ondermijning en afrekeningen met doden tot gevolg. Terecht merkt minister Girigorie op dat er zorg is om de veiligheid van het wél zuivere deel van het politiekorps. Het KPC, dat er is om de burger te beschermen, blijkt zelf kwetsbaar en ligt onder vuur. Intussen rijst de vraag of de bewindsman nog wel kan aanblijven, maar óók of het land ermee is gediend als de minister - juist in deze precaire tijden - opstapt. Cruciaal voor de beantwoording lijkt de kwestie van de beveiliging rond en bij het complex. Waarom ontbrak deze en wie dient hierop te worden aangesproken? De Staten moeten in een spoeddebat van Girigorie tekst en uitleg eisen, waarna zal blijken of hij nog het vertrouwen geniet van de meerderheid van het parlement en daarmee van de bevolking. Eén ding staat vast: de minister is en blijft altijd politiek verantwoordelijk.