Analyse
Het opzijschuiven van gekozen volksvertegenwoordigers zoals de Nederlandse regering met de Eilandsraad van Sint Eustatius doet is niet alleen een uitzonderlijk vergaande maatregel, maar vooral ook één die voorkomen had kunnen worden. Enkele politici op het eiland rebelleerden al voor 10-10-‘10 tegen de status van bijzondere gemeente in het Nederlandse staatsbestel - het moet gezegd worden: Statia stemde in 2005 niet voor deze status maar wilde als enige eiland deel uit blijven maken van de inmiddels ontmantelde Nederlandse Antillen, terwijl bij het referendum in 2014 de opkomstdrempel niet werd gehaald.
De gevoelens achter het verzet werden in Den Haag verkeerd ingeschat, niet serieus genomen en dus genegeerd. Het werd met weinig besef van een ongemakkelijk (koloniaal) verleden gemakzuchtig afgedaan als een kwestie van wennen aan de nieuwe verhoudingen. Als de bevolking eenmaal de voordelen merkte, zouden de dwarse politici onder aanvoering van PLP-leider Clyde van Putten vanzelf de wind uit de zeilen verliezen, was de redenering. De door Den Haag beloofde verbeteringen aan bijvoorbeeld de wegen en sociaal-maatschappelijke voorzieningen bleven echter uit. Op het gebied van onderwijs en gezondheidszorg werden dankzij geëngageerde Nederlandse bewindslieden grote sprongen voorwaarts gemaakt, maar andere ministers lieten het volledig afweten met pijnlijk genoeg het door de PvdA bestuurde Sociale Zaken en Werkgelegenheid voorop.
De vanaf 2012 verantwoordelijke minister Ronald Plasterk (ook PvdA) voerde de crisis als smoes aan waarom het kabinet-Rutte II de hand op de knip hield, daarmee een voedingsbodem creërend voor groeiende onvrede onder de bevolking. Het kamp-Van Putten speelde daar sluw op in door Nederland als gierige neokoloniale heerser te framen.
Plasterk bleek niet opgewassen tegen de geslepen dorpspoliticus Van Putten tevens beschermheer van het olieconcern NuStar. De Nederlandse bewindsman meende indruk te maken door een boycot af te kondigen: ministers kregen de instructie het opstandige eiland links te laten liggen terwijl de situatie er juist om schreeuwde zich meer te verdiepen in het ongenoegen van de lokale bestuurders en de toenemende noden van de bevolking. Wat ook niet hielp waren de secondanten met wie Plasterk het moest doen. De door hemzelf gerekruteerde Rijksvertegenwoordiger Gilbert Isabella is een aimabel mens, maar een zwak bestuurder. Dat viel hem overigens niet alleen persoonlijk aan te rekenen. Bij gebrek aan doorzettingsmacht werd hij zowel bij de lokale bestuurders in Caribisch Nederland als bij de ministeries in Den Haag niet serieus genomen. De zachtaardige Isabella was al helemaal geen partij voor de regenteske secretaris-generaal Richard van Zwol: die banjerde als een dolle olifant op klompen door de Caribische porseleinkast. En de minister? Die stond erbij, keek ernaar en liet het volledig uit de hand lopen.
De Commissie van Wijzen omschrijft de kritiek op die lakse houding ten opzichte van de eilanden nog heel diplomatiek als ‘desinteresse’ en ‘gebrek aan visie’. Nieuw is dat verwijt niet: wie het rapport van de Evaluatiecommissie Spies uit 2015 tot zich heeft genomen wist het al. Plasterk had daarna nog alle tijd om oprechte aandacht te tonen voor wat de lokale bestuurders op het hart hebben en voor de groeiende onvrede onder de bevolking. Het interesseerde hem nauwelijks; de aanbevelingen van Spies waren aan dovemansoren gericht. Het weinige nuttige dat de bewindsman heeft gedaan is vlak voor zijn roemloze aftocht uit de politieke arena een Commissie van Wijzen instellen die het openbaar bestuur van Statia en de relatie met de regering onder de loep moest nemen.
Hun maandag geopenbaarde rapport liegt er niet om. Met de wijzen Jan Franssen en Fredis Refunjol concluderen staatssecretaris Raymond Knops (CDA) van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de gehele ministerraad plus de Eerste en Tweede Kamer dat het Bestuurscollege en de Eilandsraad van Statia zich schuldig hebben gemaakt aan ‘grove taakverwaarlozing’. Die kwalificatie is op zijn plaats, maar evenzeer van toepassing op Plasterk en de toenmalige coalitiefracties van VVD en PvdA die hem - tegen beter weten in - voortdurend uit de wind hebben gehouden. Daardoor is zijn opvolger met een dieptreurige nalatenschap geconfronteerd die hem dwong tot het uitzonderlijke besluit de lokale democratie op Statia uit te schakelen. In de debatten in de Tweede en vervolgens de Eerste Kamer hebben de woordvoerders deze week terecht uitvoerig stilgestaan bij het langdurig falen van Den Haag, niet alleen in de bejegening van Statia, maar evenzeer richting Bonaire en Saba. De drie hoofdverantwoordelijken zijn inmiddels van het koninkrijkstoneel verdwenen, dus de weg is vrij om de focus volledig te leggen op de lessen die kunnen worden getrokken.
De analyse van de Commissie van Wijzen is dermate helder en onweerlegbaar onderbouwd dat het volstrekt duidelijk is wat de Nederlandse regering te doen staat: betrokkenheid, ambitie, maar boven alles daadkracht tonen om ruim zeven jaar na 10-10-‘10 alsnog de zorgplicht ten opzichte van de drie bijzondere gemeenten na te komen door te zorgen dat 50 jaar achterstand op terreinen als infrastructuur, huisvesting, sociale voorzieningen (inclusief armoedebestrijding) en economische ontwikkeling zo snel mogelijk wordt weggewerkt. Geld mag daarbij niet het probleem zijn. De investering die het vergt om van de drie mini-eilandjes modelgemeenten te maken is voor een rijk land als Nederland peanuts.
Maar het gaat om méér dan het op een aanvaardbaar niveau brengen van voorzieningen en de levensstandaard. Minstens zo belangrijk is het investeren in de emancipatie van de burgers. Alleen zij zijn - via verkiezingen en actieve betrokkenheid bij het openbaar bestuur - in staat om te zorgen voor de noodzakelijke politieke cultuuromslag. Er moet op Statia, maar net zo goed op Bonaire en misschien in mindere mate op Saba, een nieuwe lichting politici opstaan/worden opgeleid die beseffen dat de bevolking er niet voor is om hun persoonlijke belangen te dienen, maar dat zij er zijn om de belangen van de samenleving te dienen. Dat heet goed bestuur waarbij integriteit, transparantie en voorspelbaarheid vanzelfsprekendheden horen te zijn. Dan komt er ook een einde aan ambtenaren die om partijpolitieke reden worden aangesteld zonder dat zij geschikt zijn voor de toebedeelde functie. In de overheidsapparaten schuilt dan ook de derde grote uitdaging. De kwaliteit daarvan schiet zeker op Statia en Bonaire ernstig tekort. Parallel aan het op gang brengen van voor de bevolking zichtbare verbeteringsprojecten zullen daarom de ambtenarenkorpsen door middel van opleiding, training, begeleiding, herplaatsing en zo nodig uitplaatsing ingrijpend op de schop moeten worden genomen.
Voor het kabinet-Rutte III is het de ultieme kans goed te maken wat het sinds 2010 heeft nagelaten. Knops wekt de indruk daarvoor geknipt te zijn, maar moet dat nu wel snel in de praktijk bewijzen.
Tot slot nog even terug naar het ingrijpen op Statia. De stelling dat de lokale democratie opzij wordt gezet behoeft enige relativering. Van een democratische rechtsorde was al lang geen sprake meer. Hoeveel steken Den Haag ook heeft laten vallen, het is de clan van Clyde van Putten die uit puur eigen belang politici, ambtenaren, burgers en ondernemers die niet naar hun pijpen wensten te dansen beledigde, intimideerde, bedreigde en benadeelde zoals in dictaturen heel gebruikelijk is en nu dreigt met een klacht bij de dekolonisatiecommissie van de Verenigde Naties. Het grootste verwijt dat de VN de Nederlandse regering zou kunnen maken, is dat zij de Statiaanse samenleving niet veel eerder in bescherming heeft genomen tegen de nietsontziende machtswellust van een klein groepje muiters. Wellicht was het dan niet nodig geweest zo drastisch in te grijpen als nu gebeurt. Het optreden kan door critici gezien worden als een beetje (erg veel) met een kanon schieten op een mug - durft reus Den Haag, met veel poen en middelen achter de hand, wel tegen de arme dwerg Statia? Maar tegelijk kan ook worden gezegd: eindelijk neemt Den Haag haar verantwoordelijkheid en is dit tevens een helder signaal richting Bonaire en wie weet zelfs de Caribische landen van het Koninkrijk, namelijk tot hoever Nederland bereid is te gaan indien nodig om voor de burger de democratische orde te herstellen. De aanstelling van de Curaçaose oud-Statenvoorzitter Mike Franco als de regeringscommissaris op Sint Eustatius is een verstandige keuze. Zoiets ligt altijd gevoelig, dan is het beter dat het een persoon betreft met gezag en respect maar die tevens de taal en cultuur kent en beheerst van zowel het Europese deel als het Caribische deel van het Koninkrijk.