Gerrit Schotte heeft met zijn mediashow dinsdag tijdens een live uitgezonden persconferentie vanuit het partijgebouw van MFK bewust een verkeerd beeld geschetst. Weliswaar kwam hij met een indrukwekkende stapel tot dan toe vertrouwelijke stukken, die zijn fractie vervolgens op de mail zette en verspreidde, maar hij heeft niet kunnen staven wat hij beweert: premier Eugene Rhuggenaath (PAR) zou de Staten hebben voorgelogen of verkeerd ingelicht, en, er zouden al vergaande contacten en mogelijk zelfs afspraken zijn over een deal met Shell (en daarom moest GZE wijken, zo is zijn redenering).
Het belangrijkste ‘bewijsstuk’ daarvoor is de zogenoemde Statement of Work van Ernst & Young (EY) van 22 september 2017. Wat blijkt echter? Dit is slechts een offerte voor een stappenplan. De uitvoering ervan is niet uitgewerkt, laat staan goedgekeurd. Sterker nog, pas onlangs is een tiental partijen aangeschreven om inhoud en uitvoering te geven aan een ‘contingency plan’; een back-upplan ofwel het fameuze Plan B. Wie de moeite neemt de EY-offerte te lezen heeft onmiddellijk door dat hierin op hoofdlijnen een handvat wordt aangereikt voor de wegen die bewandeld kunnen worden. Het is opgesteld in een tijd dat GZE nog in beeld was, maar dat is met de opzegging per 30 december niet meer het geval. Guangdong Zhenrong Energy is geen optie meer, nu zelfs de meeste partners van GZE hebben aangegeven niet meer in GZE te geloven - afgezien van Baota, dat een serieuze indruk maakte en eventueel zélf als overnamekandidaat van de Isla-raffinaderij en olieterminal in aanmerking komt. De miljoenen die EY volgens Schotte gaat verdienen zijn zeker nog niet geaccordeerd. Het zou gaan om naar schatting 15-25 miljoen dollar (een half procent van de waarde van de upgrading) indien het EY daadwerkelijk lukt een alternatieve partij te vinden die aan alle criteria voor de miljardeninvestering voldoet en de exploitatie van de olie-industrie vrijwel probleemloos voortzet. Hoewel vraagtekens kunnen en moeten worden gezet bij deze buitensporig hoge fee, zal duidelijk zijn dat het veiligstellen van het enorme belang van de oliesector voor de Curaçaose economie en werkgelegenheid een onvermijdelijk hoge investering vereist. Op dit moment staat het eiland met lege handen en de gevolgen zouden niet te overzien zijn als de raffinaderij over twee jaar of mogelijk zelfs eerder sluit. Niet ondenkbaar, zoals de situatie met PdVSA nu is.
Schotte maakt zich er druk over dat de regering in zijn ogen ten opzichte van GZE ‘vreemdgaat’ door alvast uit te kijken naar een andere partner. Dat Shell in het geniep in beeld zou zijn om de eeuwoude raffinaderij die de multinational medio jaren 80 achterliet blijkt vooralsnog niets anders dan een bedenksel van EY, die het interesseren van Shell - eventueel door tussenkomst van de Nederlandse regering - heeft opgenomen als een soort last resort; ‘if needed’, als er geen andere oplossing mogelijk lijkt. En rationeel gezien, waarom ook niet? Met de nodige keiharde voorwaarden natuurlijk die ook aan anderen worden gesteld. Werk is werk. Inkomen is inkomen. En daar gaat het uiteindelijk om.
Wat de MFK-voorman doet is niet GZE verdedigen, ook niet om PdVSA te behouden of een andere acceptabele internationale partij binnen te halen - in het belang van Curaçao en zijn bevolking - maar om twijfel en onrust te zaaien en een wig te drijven tussen de regeringspartners PAR, MAN en PIN. Maar dankzij Schotte is duidelijk geworden dat Curaçao momenteel een kabinet heeft dat niet stilzit, achteroverleunt en wacht totdat het te laat is. Het is goed te weten dat de regering niet nu pas maar blijkbaar al sinds juni nadenkt over een terugvalscenario in het geval GZE - zoals nu is gebleken - niet kan voldoen. Dat stelt enigszins gerust.