Toets
Gesteld kan worden dat het FO op onderdelen slecht of zelfs helemaal niet voorbereid heeft plaatsgevonden. Dat geldt vooral voor de keuze van de taal. De introductie van het funderend onderwijs - als opvolger van de oude basisschool - ging namelijk gepaard met op grote schaal invoering van het Papiaments als instructietaal. Slechts een handjevol scholen kon het Nederlands behouden. Op zeker moment bleek echter dat er vanaf een bepaalde klas géén schoolmateriaal in het Papiaments voorhanden was, waardoor het katholiek schoolbestuur - dat de meeste scholen onder zich heeft - noodgedwongen besloot terug te vallen op het oude, Nederlandstalige lesmateriaal. Met alle gevolgen van dien. Het Papiaments heeft desondanks een grote rol gespeeld bij de EFO, zelfs groter dan ouders, kinderen en docenten van Nederlandstalige scholen vóóraf was verteld. Dat geldt óók omgekeerd: voor het gewicht dat is gegeven aan het Nederlands op Papiamentstalige scholen.
Papiaments op school, daar kan in een voornamelijk Papiamentstalige omgeving niemand tegen zijn. Het is een goede zaak dat kinderen in hun eigen taal onderricht krijgen. Er moet echter wel meer rekening mee worden gehouden dat Papiaments weliswaar volstaat voor het beroepsonderwijs, maar dat voor bijvoorbeeld toerisme ook kennis van Engels, Spaans en Nederlands vereist is. Dat geldt vooral bij doorstuderen. Het begint al op havo en vwo in eigen land, die volledig Nederlandstalig zijn. In dat verband is het wrang dat leerlingen die bij de EFO voor Nederlands en rekenen havo scoorden, toch naar vsbo moeten omdat ze ondermaats scoorden voor Papiaments; een taal die zij verder niet meer nodig hebben om te studeren voor jurist, arts of econoom. Het protestants schoolbestuur heeft besloten deze categorie alsnog toe te laten op de eigen havo. Prima, maar deze kans krijgen leerlingen van andere schooltypen niet en dat leidt tot een ongewenste situatie van ongelijkheid. De overheid moet hier snel een eerlijke en praktische oplossing voor zien te vinden.