Van een onzer verslaggeefsters
Philipsburg - Voormalig directeur van Windward Roads (WWR) J.B. beweerde tijdens de behandeling van de Larimar-zaak afgelopen dinsdag dat hij geen kennis had van het betalen van steekpenningen door bouwbedrijven aan adviseur R.M. en voormalig politicus Theodore Heyliger, die ook zijn medeverdachten zijn.
Dat meldt The Daily Herald. In ruil voor steekpenningen kregen bouwbedrijven, waaronder WWR, overheidsopdrachten voor voornamelijk infrastructurele projecten. WWR werd opgericht in 1986 en maakt deel uit van Janssen de Jong Caribbean. Met B. aan het roer wordt het bedrijf ervan beschuldigd ongeveer 1,8 miljoen dollar te hebben betaald aan de Nederlandse consultant R.M., die niet aanwezig was tijdens de tweede dag van hoorzittingen in het Belair Community Centre.
Van deze betalingen, die tussen 2004 en 2014 plaatsvonden, ging naar verluidt ongeveer 850.000 dollar naar Heyliger, evenals 40.000 dollar in verband met de aankoop van het Mullen-terrein. De betalingen werden gedaan om hem over te halen om overheidsopdrachten aan het bedrijf te gunnen.
Voormalig WWR-directeur B. (56) staat terecht voor een uitgebreide lijst met aanklachten. De eerste twee hebben rechtstreeks betrekking op de bedragen die worden genoemd onder de eerste aanklacht tegen Heyliger, inclusief de betaling van in totaal 1.847.685 dollar en de reparaties aan het privéhuis van de politicus ter waarde van 135.292 gulden, toegekend aan een of meer openbare bouwprojecten.
Hij wordt ook beschuldigd van het vervalsen van talloze facturen in de periode van 17 juni 2013 tot 31 december 2015 om een aantal bedrijven in totaal 627.726 dollar te betalen voor fictief werk dat namens Windward Roads nooit is uitgevoerd voor havenprojecten. Deze aanklacht komt voort uit het zogenaamde Emerald-onderzoek.
B. vertelde de rechtbank dat hij de zakelijke relatie van het bedrijf met M. in 2011 had beëindigd, nadat M. zijn advieskosten wilde verhogen van de reguliere drie procent naar vier procent ‘omdat Heyliger meer geld wilde’. ,,Hem vier procent geven, zou betekenen dat er niets meer voor me over zou zijn”, zei B.
Volgens M. ontving Heyliger regelmatig betalingen tijdens vergaderingen op de WWR-kantoren. B. zei dat hij niet betrokken was geweest bij of op de hoogte was van betalingen, hoewel hij toegaf dat hij achteraf gezien misschien ‘naïef’ was omdat hij ‘nog jong en onervaren’ was. ,,Ik zag af en toe een envelop, en ze deden altijd geheimzinnig over tekeningen en papieren die in hun auto’s moesten worden opgehaald”, verklaarde hij aan de rechter. ,,Als ik wist wat er aan de hand was, zouden ze niet zo geheimzinnig moeten zijn over de betalingen”, zei B. over de frequente ontmoetingen tussen M. en Heyliger op WWR.
B. ontkent dat hij op de hoogte was geweest van deze betalingen, zoals M. had beweerd. ,,M. sprak niet over dergelijke dingen, en ik ook niet”, zei B. Hij was vanaf 1989 de projectleider bij WWR en werd in 2005 de bedrijfsleider. Hij zei dat hij op de hoogte was van de consultancyovereenkomst en zei dat hij de kennis van M. had gebruikt voor informatie over projecten en over ‘hoe dingen hier worden gedaan op het eiland’. B. gaf aan dat moederbedrijf Janssen de Jong, dat hij beschreef als een ‘zeer eervol’ bedrijf, geen nalevingsbeleid of regels had voor het werken met ‘agenten’.
Met betrekking tot de reparaties aan het huis van Heyliger zei B. dat dit niets met omkoping te maken had. De politicus was een ‘moeilijke schuldenaar’, die zijn schuld jarenlang open liet staan. Hij zei dat zijn relatie met M. verzwakt was nadat Heyliger naar hem toe kwam voor geld, omdat hij zijn aandeel in het causeway-project wilde in verband met de advieskosten van M. ,,Hij (Heyliger, red) bezocht me zes keer en dreigde dat WWR geen projecten meer zou krijgen.” B. gaf uiteindelijk toe en betaalde Heyliger af. M. zou het geld aan B. teruggeven uit de verkoop van zijn huis in het Franse Saint Martin, maar tot op heden was het huis niet verkocht. Heyliger ontkende deze aantijgingen en zei dat hij het bedrijf alleen had bezocht in verband met arbeid voor de lokale bevolking.
B. zei dat de betaling van de verhoogde weg mogelijk steekpenningen betrof, ‘maar daar had ik niets mee te maken en dat wilde ik helemaal niet weten’. Hij zei dat hij was gechanteerd en onder druk gezet door Heyliger en dat hij ‘voorzieningen’ had getroffen omdat hij vreesde dat het bedrijf zou vergaan en werknemers hun baan zouden verliezen.
B. werd door zijn advocaat Robbert de Bree als een ‘zeer gesloten’ persoonlijkheid beschreven. Wat betreft de vervalsing van facturen voor werkzaamheden in de haven, zei B. dat de werkzaamheden waren verricht, maar niet in het kader van de met WWR overeengekomen werkzaamheden. Hij zei dat hij zich geïntimideerd voelde door de directeur van de Sheriff Security en de havenagent O’Neal Arrindell om de bedragen te verhogen op facturen die naar de haven moesten worden gestuurd. ,,Ik voelde me er slecht door, maar de alarmbellen gingen pas af toen rechercheurs me de facturen lieten zien die naar de haven waren gestuurd”, zei hij.
In zijn laatste woord vertelde B., overmand door emotie, de rechter dat de afgelopen acht jaar niet de beste van zijn leven zijn geweest.