Door Bas Jussen
De blanke knecht trok een vies gezicht bij de gedachte te moeten kauwen op een reptiel. ,,Je zult wel honger hebben en dorst, misschien moet je mij maar eens wat meer vertellen over die opstandige nikkers”, opperde hij, terwijl hij de tros druiven uit de schaal plukte. Vlak voor het gehavende gezicht van Koko duwde hij een groene druif tussen zijn vettige lippen door naar binnen.
Koko wendde zijn hoofd af door de onfrisse geur die uit de mond van Ernst-Jan walmde. De knecht, zelf niet bewust van de feit dat hij de lucht in de kamer ernstig verontreinigde, vatte het op als wilde Koko geen bekentenissen doen. Met zijn vlakke hand sloeg hij de slaaf op de wang. De eeltplekken op de hand, het vel her en der afgeschuurd in scherpe punten, krasten de littekens van Koko open. Bloed droop uit de wond. Ernst-Jan pakte de pijp op waarin zijn tabak nog nasmeulde. Zachtjes blies hij erover. Oranje vonkjes lichtten fel op. ,,Ik zal je wel leren praten, varken!”, schreeuwde hij, terwijl zijn bleke huid nu enige vorm van leven begon te vertoonden. De adertjes in de wangen van Ernst-Jan liepen vol met kokend en door alcohol vertroebeld bloed en hij werd zo rood als de tomaat normaliter was.
Koko wachtte niet af tot Ernst-Jan zijn snode plan in werking zette en sloeg de pijp weg. De tabak vloog door de lucht en landde op het hemd van de knecht. Geschokt door de plotselinge reactie van Koko, staarde de blanke jongen even voor zich uit, liet toen zijn blik zakken naar zijn buik en zag tot zijn ontzetting dat daar de tabak hing, als een pluk verdwaald borsthaar. Zonder aarzeling greep hij zijn geweer dat tegen een stoel leunde. Koko rende rond de tafel, greep deze stevig vast en wierp hem omver. Eten, bekers, wijflessen, de zilveren schaal en de kaars donderen met een oorverdovend kabaal op de tegelvloer. Plots was het donker in het vertrek. Ernst-Jan vuurde een kogel af, het lood boorde een gat in de dikke muur van de middenkamer. Hij hoorde Sebastiaan schreeuwen in een hoek van de kamer. Hij deed een verwoedde poging om rond de omgeworpen tafel te rennen, maar voelde opeens zijn linkervoet met grote snelheid naar voren schuiven. Ernst-Jan zwaaide wanhopig met zijn armen in de lucht, greep naar houvast in het duister en viel toen met een doffe dreun op de grond. De sukkel was uitgegleden over de geitenkaas. Hij krabbelde overeind op zijn dunne, steltachtige benen, griste het geweer op en zette de achtervolging in. Koko had van de verwarring gebruik gemaakt om naar buiten te rennen. Hij begaf zich tastend naar de achterdeur, hopend dat het landhuis daar niet verlicht zou zijn met lantaarns. Eenmaal buiten drukte hij zijn gehavende lijf tegen de muur.
Ernst-Jan blies van woedde als een stier die op het punt stond de matador te bestormen. Zijn gevloek verraadde dat hij in aantocht was. Zodra hij in razernij door de achterdeur stormde, sloeg Koko hem in de nek. Ernst-Jan liet zijn wapen vallen, maar wist zich staande te houden door zich aan het gerafelde hemd van Koko vast te klampen. De slaaf gaf zijn belager een duw, Koko’s kaaiman scheurde en Ernst-Jan wankelde naar achteren met een stuk ruw stof in zijn handen. Koko stormde naar voren in gebukte houding, zijn armen uitgestrekt om het smalle middel van zijn tegenstander te grijpen. Ernst-Jan stapte echter op het laatste moment opzij, greep de slaaf achter zijn elleboog en slingerde hem met zijn rug tegen de muur. Hij liet zijn linkervuist neerdalen op Koko’s slaap. Opnieuw haalde Ernst-Jan fel uit, deze keer wist Koko echter de keel van zijn belager te omsluiten met zijn grote handen. Hij sloot zijn ogen, bracht zijn voorhoofd met duizelingwekkende snelheid naar voren en gaf Ernst-Jan een kopstoot waar een ram jaloers op kon zijn. De knieën van de onfortuinlijke blanke sadist botsten tegen elkaar, hij waggelde even als een gans en zakte in elkaar. Vanuit zijn ooghoeken nam Ernst-Jan tussen een palet van kleuren nog de golvende contouren waar van iets dat op zijn geweer leek. Hij strekte zijn hand uit naar het wapen, voelde de koude metalen loop in zijn hand, die nog nadreunde van de klap die hij had uitgedeeld. Een scheut van pijn schoot door zijn pols, het harde scheenbeen van Koko trapte het geweer weg.
,,Alarm!!!!”, krijste een schelle stem vanuit het landhuis. Een fel licht scheen door de spleten van de luiken naar buiten. Koko raapte het geweer op, al wist hij niet precies hoe het werkte. Vervolgens zette Koko het op een lopen. Wouter holde de achterdeur uit en botste bijna tegen de draaierige Ernst-Jan, die rondtolde als een vlieg met een afgebroken vleugel. ,,Wat is gebeurd?”, vroeg Wouter paniekerig. Ernst-Jan steunde met beide handen op zijn knieën om overeind te blijven. ,,Die nikker…, die nikker”, stamelde hij. ,,Welke nikker, hoeveel zijn er?”, wilde Wouter weten.
Even was het stil. Wouter herhaalde zijn vraag, ditmaal rolden de woorden langzamer, haast sloom, van zijn tong in de hoop dat ze beter tot de aangeslagen knecht zouden doordringen. Maar Ernst-Jan had heel goed begrepen wat er gevraagd was. ,,Niet ‘die nikker’, ik bedoel drie nikkers”, zei hij. ,,Ze hebben messen en een bijl en ze hebben mijn karabijn gestolen!” Hij gaf Wouter een duw in de richting van het hofje, waar enkele bomen stonden. ,,Ga ze achterna, pak ze voordat ze ons hier beschieten!”, blafte hij. De wind ritselde door de palmbladeren hoog boven hun hoofden. Een vogel vloog op uit de struiken. Een tak kraakte. ,,Daar!”, schreeuwde Ernst-Jan, terwijl hij met zijn vinger naar een struik wees. Wouter zag hoe een duistere gedaante opveerde en er met grote passen vandoor ging. ,,Schiet hem neer!”, commandeerde Ernst-Jan. Wouter legde de kolf van zijn geweer tegen zijn schouder, zijn wijsvinger omsloot het kille ijzer van de trekker. Hij kneep zijn ogen samen tot dunne spleetjes en tuurde in de donkere omgeving. Zijn loop volgde nu de beweging van de man in het donker. Zijn vinger perste harder tegen de koude trekker. Wouter aarzelde, er was iets diep van binnen dat hem weerhield te vuren. ,,Blijf staan of ik schiet!”, schreeuwde hij. De donkere man holde echter verder. ,,Blijf staan of ik moet schieten!”, riep Wouter uit over de plantage. Zijn stem galmde door de vallei. De figuur stopte. Koko meende de stem van Wouter te hebben herkend, hij draaide zich om en begon behoedzaam terug te lopen in de richting van het landhuis. Ernst-Jan hield de lantaarn, die Wouter mee naar buiten had genomen, in zijn hand. Toen de twee blanke jongens en de slaaf elkaar tot op enkele meters hadden genaderd, ze konden elkanders opgewonden ademhaling horen, hief Ernst-Jan de lantaarn iets omhoog. ,,Het is de nikker met het geweer! Schiet!”, schreeuwde hij. Wouter herkende Koko niet, maar zag wel het metaal van de loop weerkaatsen in het licht van de lantaarn.


Week toppers

Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar [email protected]. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is ANG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.