‘Moetje’ werd belangrijke PdVSA-vestiging
Een kleine overheid werd in 1985 eigenaar van een reusachtige raffinaderij. Wat gebeurde er sindsdien op het complex met al die schoorstenen, silo’s, fornuizen en leidingen? En heeft deze raffinaderij nog wel toekomst? Over hoe een ‘moetje’ onmisbaar werd voor PdVSA.
Door Ton de Jong
Op afstand lijkt er nooit iets te veranderen bij de Isla. De rook uit de schoorstenen blijft overvloedig, het affakkelen gaat onverminderd door, de olieschepen brengen en halen. En binnen de goed bewaakte poorten van de Isla heerst de dynamiek van de dagelijkse, complexe bedrijfsvoering.
De Isla van nu kan onmogelijk de Isla van dertig jaar geleden zijn gebleven. Informatie over de ontwikkeling is echter nauwelijks voorhanden. De eigenaar, het overheidsbedrijf RdK, zou de antwoorden per kerende post moeten kunnen geven, maar reageert niet op vragen. De huurder wil met een beroep op het bedrijfsbelang alleen wat basisgegevens kwijt. Dan maar rapporten bemachtigen, krantenarchieven uitspitten, archieven napluizen en op bezoek bij oudgedienden. Een van hen is Norbert Chaclin, die - met een onderbreking van in totaal 5 jaar - tussen 1970 en 2004 bij de Isla heeft gewerkt. De laatste twee jaren als directeur. Onder de klok die hij bij zijn afscheid cadeau kreeg van de vakbond en met de plakboeken op tafel, vertelt hij over ‘zijn’ Isla. Hij wijst er nog eens op dat de Venezolanen in 1985 de raffinaderij slechts om politieke redenen gingen huren. Het was een ‘moetje’. Zij hadden immers raffinagecapaciteit genoeg en konden eventueel ook elders terecht. ,,De start was lastig. Het personeel had het moeilijk, want was goed gewend. Het nieuwe management had een andere stijl dan het polderen van de Nederlanders. Meer op Amerikaanse leest geschoeid, meer hiërarchie, minder democratisch. Het duurde even voordat de salarissen weer werden verhoogd, maar er werd en wordt goed verdiend. Het bedrijf had het ook moeilijk. Er was achterstallig onderhoud. Shell had weinig meer geïnvesteerd in de utiliteiten: stroom, water, stoom, perslucht en het aantal ongeplande shutdowns was heel hoog.”
Werd er winst gemaakt? Chaclin: ,,In de eerste jaren waren de verliezen bij PdVSA aanzienlijk. Met man en macht hebben we toen het programma Total Quality uitgevoerd, dat na vier jaar vruchten afwierp. Vanaf 1994 ging alles beter: de productiecijfers en de marges verbeterden. In 1990 hadden we in totaal 51 niet geplande shutdowns, in 2003 nog maar zeven.”
Uitgerekend in het jaar dat het beter ging, werd - op 15 september 1994 - na drie jaar onderhandelen het nieuwe leasecontract getekend. ,,Hopelijk wordt dit een heel lange honeymoon”, lachte toen Luis Urdaneta de vertegenwoordiger van PdVSA en voegde daar aan toe: ,,Nos por bira un refineria kampeon (we worden de beste raffinaderij)”.
Er waren tijdens de onderhandelingen twee hoofdopties, zo blijkt uit een nooit gepubliceerd memorandum uit die tijd dat nu in bezit van deze krant is gekomen. Een uitgesmeerde investering van 530 miljoen dollar óf een echte upgrading (inclusief een milieuvriendelijke flexicoker) van maar liefst 1,37 miljard dollar. Curaçao wilde het laatste, maar kon zijn deel (906 miljoen gulden ineens plus 50 miljoen gulden jaarlijks) niet betalen. Het resultaat van de onderhandelingen zag er daarom heel anders uit. Er werd een verdeling afgesproken voor de kosten van de investeringen waarbij PdVSA 212 miljoen (met een marge van 25 procent meer of minder) zou investeren en RdK 110 miljoen dollar (met eveneens een marge van 25procent). Volgens bronnen rondom de raffinaderij heeft RdK ruim haar gedeelte gedaan terwijl PdVSA zich strak aan de 212 miljoen heeft gehouden. In de afgelopen twintig jaar heeft RdK 325 miljoen dollar aan huurpenningen ontvangen.
De raffinaderij werd in 1994 dus niet grondig vernieuwd maar versteld, zoals een oude jas. De eigenaar had niet genoeg geld en de huurder vond het zo wel goed. Het duurde bovendien nog tot ongeveer 2005 voordat de beloofde investeringen waren uitgevoerd. Veelzeggend is het investeringsoverzicht dat de PdVSA desgevraagd nu heeft verstrekt. De grafiek laat zien dat van grote extra investeringen in de jaren na 1994 geen sprake is. In 1995 gaat de curve omhoog, maar dan zet weer een daling in, waarschijnlijk door bezuinigingen bij PdVSA. Tussen 2003 en 2008 staan de investeringen op een laag pitje, daarna gaan ze weer omhoog, met een piek in 2012 toen de catcracker werd gerenoveerd. De lijst met zaken die aangepakt zijn, is voor een buitenstaander nogal technisch (‘VGO Mild Hydrocracker’) en hier niet relevant. Een groot deel was voor automatisering en aanpassing van het productieproces. De rest was voor het milieu. Betrouwbaar vergelijkingsmateriaal met andere raffinaderijen is niet voor handen.
Het gaat in de kern om twee vragen. Kan de raffinaderij nu en op termijn voldoen aan de (milieu)eisen die de overheid en de markt stelt? En de tweede: kan de Isla overleven in de turbulente internationale oliewereld? De wereld staat immers niet stil. Op beide vragen antwoorden de deskundigen in hun stapel rapporten met een ‘ja, mits’. Want dan moet er gigantisch worden geïnvesteerd. Volgens de Curaçaose oliedeskundige Clark Gomes Casseres heeft de Isla als onderdeel van PdVSA wel degelijk toekomst. ,,Curaçao is een integraal deel van het Venezolaanse werkmodel. Het gaat allang niet meer alleen om raffineren, maar ook om mengen en cocktails maken. Daar past de Isla precies in. Niet in 1985 maar nu wel. Het is lekker dicht bij huis.”
De betekenis voor de eilandelijke economie is minder geworden. Qua volume is de raffinaderij de grootste sector, maar ze voegt steeds minder toe aan de lokale economie. De schattingen lopen uiteen van tussen de vier en 5,5 procent van het bruto nationaal product. Het toerisme heeft de raffinaderij overvleugeld. Dat betekent niet dat de Isla economisch gezien onbelangrijk is.
Voor een kwetsbare economie zoals die van Curaçao is iedere min of meer stabiele sector van groot belang. Bovendien zorgt de raffinaderij voor ruim 12 procent van de deviezeninstroom van het eiland.
Door verdergaande automatisering werd het vaste personeelsbestand in stappen teruggebracht tot ruim duizend nu. Chaclin: ,,Toen ik er werkte hadden zo’n 160 medewerkers een hts-opleiding of hoger. Er werkten ook toen al nauwelijks Venezolanen. Het is een echt Antilliaans bedrijf met - meestal - een Venezolaan als algemeen directeur.” De huidige interim-directeur, Karel van Haaren, is geboren en getogen op Curaçao.
Isla-woordvoerder Kenneth Gijsbertha heeft een aantal gegevens verzameld (zie ook kader). ,,Behalve het vaste personeel hebben we dagelijks 600 tot 700 mensen van contractors rondlopen. Bij groot onderhoud zoals in 2012 kan dat oplopen tot meer dan duizend.” Voor dit los personeel maakt Acides Cova voorzitter van vakbond Sindikato General Trahadó di Kòrsou (SGTK), zich hard. De bond strijdt voor gelijke rechten. ,,Er is sinds 1969 niet veel veranderd. De tweedeling tussen los en vast personeel bestaat nog steeds. De overheid laat het ook hier afweten. Zij handhaaft niets, zelfs het minimumloon niet.” Lichtpuntje is een protocol tussen werkgevers, overheid en vakbond dat in 2014 is ondertekend, maar de uitvoering laat op zich wachten. De PWFC, de ‘oliebond’ voor vast personeel, maakt het de Isla-leiding doorgaans niet moeilijk. De Isla gaat 2,7 miljoen gulden betalen voor een gloednieuw kantoor voor de PWFC dat op het terrein komt te staan. Die 2,7 miljoen is een deel van het bedrag dat de Isla jaarlijks stopt in sociale projecten. Gijsbertha: ,,Dat is concernbeleid van PdVSA. Tien procent van alle investeringen gaat naar een sociaal programma, ‘Kurason pa Komunidat’.”
Hoe rendabel is de Isla nu? Gijsbertha: ,,In 2014 maakten wij winst, maar door de afwaardering van de voorraad bleef er onder de streep een verlies over. Ik kan alleen zeggen dat de Isla operationeel zeer de moeite waard is. De overslag van olie op Bullenbaai draait geweldig. Het zou dom zijn om dat ooit af te splitsen van de raffinaderij.” Door internationale bureaus werd de winst van 2011 geschat op 400 miljoen dollar. Daar stond een verlies tegenover van 100 miljoen dollar in 2010, toen de raffinaderij stilviel door problemen bij de leverancier van stroom en stoom. PdVSA verdiende als concern in 2013 netto 15,8 miljard dollar, in 2012 4,3 miljard.
De Isla heeft het Paric-project in voorbereiding. Dit investeringsplan van 3 miljard dollar moet leiden naar verschuiving van zwarte producten (onder meer zware stookolie voor schepen) naar witte producten. Van zwavelrijk naar zwavelarm. Als brandstof wordt dan geen asfalt en de ‘heavy fuel’ maar het veel schonere gas gebruikt. Daarover is in maart 2015 een akkoord gesloten met PdvSA. Het is geen verrassende wending want de vraag naar zwavelrijke eindproducten is wereldwijd geminimaliseerd. Zolang er geen duidelijkheid is over de toekomst van de raffinaderij wordt er wel aan Paric gewerkt maar niet uitgevoerd.
Lloyd Narain van milieuorganisatie Defensa Ambiental: ,,Met gas zijn niet alle milieuproblemen opgelost en blijft het CO2-vraagstuk bestaan. De opgaaf is dus om bij eventuele voortzetting van de raffinageactiviteiten het milieuaspect te blijven bewaken.”
Feiten
- De productie wisselt. 2001 was met gemiddeld 243.000 vaten per dag het topjaar. In 2012 zat de raffinaderij precies op het niveau van 1986, namelijk op 170.000 vaten per dag.
- De opslagcapaciteit in Bullenbaai en bij de raffinaderij is ongeveer gelijk: ruim 16 miljoen vaten.
- De raffinaderij exporteert 90 procent van de producten met de globale verdeling dertig procent Caribisch gebied, 30 procent Noord-, Midden-, Zuid-Amerika en dertig procent Verre Oosten/andere landen.
- Gemiddelde leeftijd van het personeel is 46 jaar. Personeelsbestand op 31 mei 2013 was 1.039, van wie 18 zonder Nederlands paspoort.
- Sociale en economische bijdrage aan Curaçao bedraagt 566 miljoen gulden per jaar. Inclusief de betalingen aan de leverancier van stroom en stoom, de CRU.
- Isla gaf van 2006 tot en met 2014 83,8 miljoen gulden aan sociale doelen. Het meeste ging naar sport. Voor het nieuwe kantoor van PFWC is 2,7 miljoen gereserveerd. In 2014 profiteerde Barber. Voor 1,2 miljoen werd daar een gezondheidscentrum gebouwd.
- Aan opleiding en stage is tussen 1999 en 2012 10 miljoen gulden uitgegeven.
- Isla heeft de afgelopen dertig jaar de bedrijfskosten flink teruggedrongen. Die zaten in 2012 weliswaar absoluut op het niveau van 1990, maar door de inflatie zijn de relatieve kosten een stuk lager.
Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten - www.fondsbjp.nl