Baas
Kon ta bai? Mi baas ta bon! Bon! Maar wie is de baas? Wie heeft de macht op Curaçao? De minister-president? Het volk? De PS? PAIS? De MFK? De casino-eigenaren? De lokale banken? Nederland? Het bedrijfsleven? De maffia? Mi no sa.
Juridisch gezien zijn op Curaçao de Staten de baas, ons parlement. En wij allemaal, het ‘volk’, wij kiezen het parlement. Dus wij zijn met zijn allen de baas. We hebben op Curaçao een zogenaamde parlementaire democratie. Daarin is het (gekozen) parlement de hoogste macht. De regering is als uitvoerende macht ondergeschikt aan het parlement. Als de regering niet meer het vertrouwen geniet van het parlement, dan moet de regering wijken. Anders gezegd: de Staten kunnen de regering altijd ‘wegstemmen’. Daarna komen er nieuwe verkiezingen. Dan bepalen wij met zijn allen weer wat er gebeurt.
Naast het parlement en de regering hebben we een grondwettelijke verankerde onafhankelijke rechterlijke macht. Deze fundamentele verdeling van macht (wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht) gaat terug op het gedachtegoed van achttiende-eeuwse filosofen en de Franse revolutie. Die achttiende-eeuwse filosofie is in de grondwettelijk verankerde scheiding van machten nog steeds springlevend in Curaçao.
Het parlement heeft wel de hoogste macht, maar niet een onbeperkte macht. De macht van het parlement wordt tegelijkertijd gevormd en beperkt door onze grondwet. Die grondwet is de Staatsregeling van Curaçao. Het belangrijkste kanaal waarlangs het parlement zijn bevoegdheden kan uitoefenen is volgens de Staatsregeling het maken van wetgeving. Ook het maken van die wetgeving is gebonden aan regels. De Staten hebben dus niet de mogelijkheid om wetten aan te nemen met een willekeurige inhoud. De Staten kunnen niet zo maar een wet aannemen. Een wet die ongerechtvaardigd discrimineert mag bijvoorbeeld niet door de Staten worden aangenomen. Een dergelijke wet is in strijd met voor iedereen geldende internationale verdragsbepalingen. Wetten die bepaalde organen in ons land onbeperkte macht zouden geven, kunnen ook niet door de beugel, en dus niet door de Staten worden aangenomen, ook al zijn de Staten onze hoogste macht. Na dit college staatsrecht vraagt u zich ongetwijfeld af wat dit met corporate governance te maken heeft.
De aandelen in onze overheidsentiteiten (naamloze vennootschappen zoals UTS, Curoil, Aqualectra) zijn in handen van het Land. De regering van Curaçao oefent binnen deze entiteiten de aandeelhoudersbevoegdheden uit. Nu wordt het vanuit het perspectief van corporate governance interessant. Een aandeelhoudersbevoegdheid is een privaatrechtelijke bevoegdheid. Je verschuift dan van het domein van het staatsrecht naar het domein van het privaatrecht. Daar telt staatsmacht niet. Daar gaat het om eigendom en afspraken, contracten. De Staten, hoewel de hoogste macht in ons land, kunnen dus wel controle uitoefenen over de wijze waarop de regering haar privaatrechtelijke bevoegdheden in de overheidsentiteiten uitoefent, maar de Staten hebben geen rechtstreekse controle over deze entiteiten zelf. Zij kunnen deze entiteiten niet aansturen. Die aansturing is op grond van de wet opgedragen aan de (privaatrechtelijke) organen binnen deze entiteiten. Denk daarbij aan de aandeelhouder, de Raad van Commissarissen en het bestuur.
Daarmee heb je dus de bijzondere situatie dat het hoogste orgaan in ons land, het parlement, slechts een heel beperkte en indirecte mogelijkheid heeft om de overheidsentiteiten aan te sturen. De Staten kunnen controleren hoe de regering gebruikt maakt van de aandeelhoudersrechten die aan het Land toebehoren. Niet meer en niet minder. Als de aandeelhouder op grond van de wet of de statuten slechts beperkte rechten heeft, kunnen de Staten via de regering binnen die overheidsentiteit niet andere of meer rechten uitoefenen.
Als je overheidstaken verzelfstandigt en privatiseert, dan raak je zeggenschap kwijt. Dat is niet erg, want als het goed is krijg je daar flexibiliteit en marktgerichtheid voor terug. En dus meer rendement en daarmee meerwaarde voor de burgers. Wil je allebei, marktgerichtheid en toch ook politieke invloed, dan geef je gas en trap je tegelijkertijd op de rem. Dat is niet effectief. En het kost ons allemaal, de kiezer, ongelofelijk veel geld.
Elke baas moet zijn beperkingen kennen. Zo niet, zo leert de geschiedenis, dan zal de wereld waarin hij als baas een functie had, hem verwerpen. Einde baas. Nieuwe baas.
Prof. dr. F.B.M. Kunneman is senior partner bij advocatenkantoor VanEps Kunneman VanDoorne en hoogleraar Corporate Governance aan de UoC. Hij leidt het team dat adviseert over corporate governance. Hij schrijft en doceert al decennia over dit onderwerp.