Implicaties Murray-arrest
In de media is ophef ontstaan over het Murray-arrest, waarin het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg (EHRM) het Koninkrijk der Nederlanden veroordeelde wegens onmenselijke en vernederende behandeling van de gevangene James Murray op Curaçao en Aruba. Leden van de Tweede Kamer in Den Haag riepen direct dat deze uitspraak de Koninkrijksrelaties onder druk zet en vroegen om herziening van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, omdat zij dachten dat Nederland werd veroordeeld en moet betalen voor iets dat zich op Curaçao en op Aruba had afgespeeld. Dat is niet juist. In het Antilliaans Dagblad verscheen een artikel met de titel ‘Wat zijn gevolgen Murray-arrest?’. Wij willen onze gedachten daarover graag delen.
Wat was er aan de hand? James Murray werd in 1979 tot levenslang veroordeeld op Curaçao voor de moord op een zesjarig meisje. In hoger beroep werd dit vonnis bevestigd. In deze zaak stelde het Openbaar Ministerie (OM) dat het geen optie was om Murray naar Nederland te sturen voor een ‘ter beschikkingstelling’ (tbs-)behandeling, omdat hij slecht Nederlands sprak en zwakbegaafd was.
De rechter op Curaçao ging ervan uit dat hij in de gevangenis wel de nodige behandeling van deskundigen zou krijgen. Murray werd later overgeplaatst naar Aruba om dichterbij zijn familie te zijn, maar daar werd hij niet behandeld. Hij had al die tijd mede daardoor geen uitzicht op vervroegde vrijlating, omdat het gevaar dat hij weer de fout in zou gaan, groot bleef. In 2010 stapte hij daarom naar het EHRM en begon een juridische procedure tegen het Koninkrijk der Nederlanden. In 2014 kreeg hij gratie vanwege zijn slechte gezondheid en kort daarna overleed hij. Twee familieleden hebben daarop de procedure tegen het Koninkrijk bij het EHRM voortgezet. Dit Hof oordeelde op 26 april 2016 dat er geen perspectief was geweest op vrijlating voor Murray, omdat hij nooit de behandeling had gekregen waar hij recht op had. Dit was in strijd met artikel 3 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens. Murray kreeg geen schadevergoeding, maar het Koninkrijk der Nederlanden werd wel veroordeeld in de proceskosten van ruim 27.000 euro.
De gevolgen van dit arrest voor het detentierecht op Curaçao zijn duidelijk: er dient hier een mogelijkheid tot tbs-behandeling te komen. Inmiddels maakt het nieuwe Wetboek van Strafrecht tbs mogelijk. En er ligt een concept-Landsverordening beginselen gevangeniswezen op de plank dat het gevangenisregime verder moet verbeteren. Daarin is opgenomen dat iedere gedetineerde recht heeft op hulpverlening van een gedragsdeskundige. In het concept-Landsbesluit gevangenismaatregel wordt de gedwongen geneeskundige behandeling geregeld. Totdat dit alles in werking treedt, is er de mogelijkheid voor de directeur van de gevangenis om gedetineerden te helpen een oplossing te zoeken voor maatschappelijke problemen. Er is op dit punt dus al veel in gang gezet sinds Murray werd veroordeeld.
Lastiger is te overzien wat nu de gevolgen zijn van het Murray-arrest voor het Koninkrijk. Het is duidelijk dat het Koninkrijk en niet Nederland is veroordeeld. Bij schendingen van het EVRM kan alleen het Koninkrijk worden aangesproken, omdat niet Nederland, maar het Koninkrijk partij is bij dit verdrag. Het Statuut zegt bovendien dat buitenlandse betrekkingen, waar dit onder valt, een koninkrijksaangelegenheid zijn. Het Koninkrijk is dus verantwoordelijk. Het is voor het EHRM niet van belang aan welk onderdeel van het Koninkrijk de schending van het EVRM moet worden toegerekend: dat is een interne kwestie. En daarmee komen we aan bij artikel 43 van het Statuut. Op grond van artikel 43 lid 1 Statuut behoort de zorg voor de mensenrechten zelf wel degelijk tot de autonomie van de landen. Alleen het waarborgen van deze rechten is op grond van het tweede lid van dit artikel een koninkrijksaangelegenheid. De schending van een grondrecht moet dus in principe door het desbetreffende land worden rechtgezet. Pas wanneer sprake is van een structurele situatie waarin (kort gezegd) het systeem niet meer goed functioneert, kan het Koninkrijk ingrijpen. De crux zit in dit laatste onderdeel: wanneer is er sprake van een dergelijke structurele situatie? Formeel is het Koninkrijk ook in de zaak Murray verantwoordelijk, maar dat betekent nog niet dat het Koninkrijk ook direct moet ingrijpen als er mensenrechten in het geding zijn.
Dit arrest legt wel de vraag op tafel of het Koninkrijk zijn waarborgfunctie ten aanzien van de mensenrechten actiever zou moeten gaan uitoefenen. Deze vraag laat zich echter niet zomaar beantwoorden. Aan de ene kant is de zaak Murray een incident, dat er mede toe heeft geleid dat er aan reparatiewetgeving wordt gewerkt, zoals dat overigens ook in Europees Nederland vaker het geval is naar aanleiding van een veroordeling door het EHRM. Aan de andere kant laat de internationalisering van de mensenrechtenverdragen zien dat er op dat punt steeds meer van verdragsstaten, en dus van het Koninkrijk, wordt gevergd.
Een ander punt is dat het Koninkrijk weliswaar als geheel is veroordeeld in de proceskosten, maar dat het Koninkrijk geen privaatrechtelijke rechtspersoon is op wie deze kosten kunnen worden verhaald. Wie moet er dan wel betalen? De landen Nederland, Aruba, Curaçao en Sint Maarten hebben ieder wel rechtspersoonlijkheid en rechtssubjectiviteit. De vraag is welke van deze vier landen gehouden is tot betaling van de proceskostenvergoeding. Die vraag is nog niet zo gemakkelijk te beantwoorden. Betoogd zou kunnen worden dat het Koninkrijk in privaatrechtelijke aangelegenheden wordt vertegenwoordigd door alle landen tezamen. Dat zou impliceren dat de gezamenlijke landen van het Koninkrijk door de erven Murray zouden kunnen worden aangesproken voor betaling van de proceskosten. Een andere, en naar onze voorlopige mening overtuigender invalshoek, is dat het land waar de schending van het EVRM zich heeft voorgedaan ook in privaatrechtelijke zin de partij is die moet worden aangesproken. Gelet op de uitspraak van het EHRM zou dat dan Curaçao zijn, omdat de verantwoordelijkheid voor de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van Murray bij het OM op Curaçao lag. Het Koninkrijk werd in de procedure voor het EHRM dan ook mede vertegenwoordigd door de advocaat-generaal van het OM van Curaçao.
Kortom, hier is nog veel over te zeggen. Wij willen aan de Universiteit van Curaçao (UoC) graag gelegenheid geven voor de discussie daarover en wij zullen die discussie stimuleren en faciliteren. Een ding is echter zeker: in tegenstelling tot wat bijvoorbeeld het Tweede Kamerlid Bosman stelde, is het absoluut niet vanzelfsprekend dat ‘Nederland’ (dus het Europese deel van het Koninkrijk) namens het Koninkrijk voor de gevolgen van het Murray-arrest opdraait. Wel is zeker dat het Koninkrijk en niet Nederland door het Hof is veroordeeld, en dat is niet hetzelfde.
Namens de Faculteit der Rechtsgeleerdheid van de UoC; Sjoerd Bakker, Hans de Doelder, Flora Goudappel, Lodewijk Rogier en Arjen van Rijn.