3 Fiscale gerechtelijke instanties: deugd of zonde?
Door Francine Da Costa Gomez
Met ingang van 1 juli 2016 is het mogelijk om in belastingzaken in Caribisch Nederland beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden tegen een uitspraak van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie (Hof). De mogelijkheid van beroep in cassatie volgt op de eerdere invoering van de mogelijkheid van hoger beroep bij het Hof tegen belastinguitspraken van het Gerecht in eerste aanleg. Voor Caribisch Nederland is deze mogelijkheid ingevoerd per 30 juni 2015. Dit brengt met zich dat partijen in een belastinggeschil de mogelijkheid hebben dat de zaak door twee feitelijke instanties (Gerecht en Hof) wordt behandeld alsmede dat er een toetsing kan plaatsvinden van de juiste toepassing van het recht door de Hoge Raad. Dit bevordert zowel de rechtszekerheid als de rechtseenheid in de verschillende gebieden die onder de jurisdictie van de Hoge Raad vallen.
Prejudiciële vragen Hoge Raad
Naast deze uitbreiding van rechtsmiddelen die de procederende partijen in een belastingzaak ten dienste staan, is het vanaf 1 maart 2017 voor feitenrechters (Gerecht en Hof) in Caribisch Nederland ook mogelijk om prejudiciële vragen voor te leggen aan de Hoge Raad. Een feitenrechter kan - op verzoek van een of beide partijen in een belastinggeschil dan wel uit eigener beweging - overgaan tot het voorleggen van dergelijke prejudiciële vragen aan de Hoge Raad.
Het voorleggen van een prejudiciële vraag aan de Hoge Raad heeft als groot voordeel dat het Gerecht in Eerste Aanleg dan wel het Hof de mogelijkheid hebben om direct antwoord te krijgen van het hoogste gerecht op een onbeantwoorde rechtsvraag. Het is dan ook slechts mogelijk om een dergelijke prejudiciële vraag te stellen aan de Hoge Raad indien zij in het verleden nog geen uitspraak heeft gedaan over die kwestie. Het stellen van prejudiciële vragen versnelt de procesgang en voorkomt dat het geding een ellenlange en financieel kostbare procedure wordt (proceseconomie). Bovendien kan sneller een veelvoud van vergelijkbare procedures worden voorkomen. Dit is bevorderlijk voor de rechtszekerheid en hierdoor kan er op een toegankelijkere manier dan via (dubbel) hoger beroep rechtseenheid worden geboden in vergelijkbare procedures.
Keerzijde uitbreiding rechtsmiddelen in belastingzaken
In beginsel is bovenstaande uitbreiding van rechtsmiddelen in belastingzaken voor Caribisch Nederland een groot gewin voor de rechtspraktijk in het algemeen en procederende partijen in het bijzonder. Echter, deze uitbreiding kent helaas ook haar keerzijde.
De eilanden in Caribisch Nederland zijn zeer kleinschalig en daardoor zijn de belangen in belastingzaken dat in veel gevallen ook. Tezamen met de introductie van een sterk afwijkend, nieuw fiscaal stelsel dat nog op allerlei onderdelen moet uitkristalliseren, brengt dit al gauw het risico met zich dat een belastingplichtige in een principiële zaak terecht komt; een risico dat vele malen groter is dan in de overige delen van het Koninkrijk. In de praktijk komt het veelvuldig voor dat de belastingplichtige financieel niet of nauwelijks in staat is om gebruik te maken van de nieuwe rechtsmiddelen. Hierbij valt niet alleen te denken aan minder draagkrachtige personen of bedrijven, maar ook aan op zichzelf vermogende belastingplichtigen die de kosten van een procedure (bedrijfs)economisch moeten afwegen tegen de geldwaarde van het uiteindelijk eventueel te behalen gelijk.
De andere kant van de medaille is dat de Belastingdienst/Caribisch Nederland - vanuit de individuele zaak bezien - wel over onuitputtelijke mens - en denkkracht beschikt om desnoods tot aan de Hoge Raad een zaak uit te procederen. Dit geldt in vergelijking met Aruba, Curaçao en Sint Maarten - met hun zelfstandige belastingdiensten op evenredig beperkte schaal - in veel sterkere mate in Caribisch Nederland. Immers, de Belastingdienst daar maakt integraal deel uit van de Nederlandse Belastingdienst en kan een rechtstreeks beroep doen op specialistische expertise van Europees-Nederlandse collega’s.
Door de uitbreiding van rechtsmiddelen ligt het gevaar op de loer dat het meer dan voorheen een kwestie wordt van wie over de meeste mens- en denkkracht beschikt. Deze procesongelijkheid ten nadele van burgers kan gelet op het doel van de uitbreiding van de rechtsmiddelen in belastingzaken, namelijk het bieden van rechtszekerheid en rechtseenheid, onder omstandigheden averechts uitwerken.
Voor het realiseren van deze doelstellingen is het daarom zo belangrijk dat het per 1 maart 2017 in Caribisch Nederland mogelijk is geworden om prejudiciële vragen te stellen aan de Hoge Raad. Immers, hierdoor kan reeds in een vroegtijdig stadium, zelfs al in eerste aanleg, de benodigde duidelijkheid worden verkregen van de hoogste rechter binnen het Koninkrijk om een geschil te kunnen beslissen. Het is dan ook uitermate belangrijk dat de feitenrechters zowel in eerste aanleg als in hoger beroep ruimhartig gebruik van deze mogelijkheid gaan maken. Dit allemaal in het belang van een goede proceseconomie en ter bescherming van de zwakkere partij, de belastingplichtige. Het gebruikmaken van deze rechtsgang kan de scheve verhouding tussen enerzijds de belastingplichtige en anderzijds de Belastingdienst/Caribisch Nederland enigszins rechttrekken. Het is te hopen dat de feitenrechters meer nog dan in andere jurisdicties en, zeker meer dan in Europees Nederland, hier oog voor hebben en prejudiciële vragen zullen stellen bij het behandelen van de belastingzaken in de kleinschalige jurisdictie van Caribisch Nederland.
Francine Da Costa Gomez is werkzaam bij Meijburg & Co Caribbean, Tax & Legal, op Curaçao.