Belastingplan 2019 ziet het licht
Afgelopen dinsdag was het in Nederland weer Prinsjesdag, hoewel er weinig prinsjes te bekennen zijn, maar dat terzijde. Prinsjesdag staat uiteraard niet alleen in het teken van de Miljoenennota maar ook in het teken van het Belastingplan. Het eerste dat opvalt is het astronomische bedrag aan belasting dat in 2019 wordt binnengehaald. Het gaat goed met de economie en dat vertaalt zich onmiddellijk in de hoogte en ook de toename van de belasting- en premieopbrengsten: totale opbrengst circa € 303 mld.
Teneinde het vestigingsklimaat te bevorderen, wordt het tarief van de vennootschapsbelasting verlaagd. Het tarief voor winsten tot € 200 000 gaat geleidelijk aan van 20% naar 16%. Het tarief daarboven wordt verlaagd van 25% naar 22,25%. De financiering daarvan vindt echter wel plaats binnen de vennootschapsbelasting zelf. In de eerste plaats wordt de winstgrondslag verbreed doordat op gebouwen in eigen gebruik minder kan worden afgeschreven. In de tweede plaats wordt de termijn van de verliescompensatie verkort van 9 tot 6 jaar. Al met al daalt weliswaar het tarief maar de belastingdruk blijft min of meer hetzelfde.
Een flankerend maatregel is dat het tarief van box 2 - inkomsten uit aandelen die een aanmerkelijkbelang vormen - wordt verhoogd tot 26,9%. De reden is dat de wetgever de totale belastingdruk op aandelen van de directeurgrootaandeelhouder niet kan verlagen want dan moet ook de belastingdruk op winst van ondernemers in de inkomstenbelasting worden verlaagd. Dat levert echter een probleem op, omdat de belastingruk van ondernemers en werknemers, die nu al sterk verschilt, dan nog verder uit elkaar gaat lopen. Dat moet worden voorkomen.
Wat betreft de belastingdruk op arbeid e.d. in de loon- en inkomstenbelasting, stapt Nederland over op een sociale vlaktaks: een tweeschijventarief vergelijkbaar met dat op de BES. Het tarief bestaat uit twee schijven en de knip ligt bij een inkomen van € 68. 500. Daarbij is het tarief inclusief premiesvolksverzekeringen 37,05% en daarboven 49,5%. Dat is nagenoeg identiek aan hetgeen de Commissie-Van Dijkhuizen in 2013 heeft voorgesteld. Dit tarief treedt in 2021 in werking. Tegelijkertijd wordt het lage btw-tarief verhoogd van 6% naar 9%. Deze wijziging treedt op 1 januari 2019 in werking. Het gevolg is een verschuiving van directe naar indirecte belastingen. Vanuit economisch perspectief is dat in principe een goede zaak, omdat belastingen op arbeid veel verstorender zijn dan belastingen op consumptie. Een nadeel dat aan deze operatie is verbonden, is dat voortaan de meeste aftrekposten eveneens in aanmerking worden genomen tegen het laagste van de beide vlaktakstarieven ofwel tegen 37,05%. Voor de hypotheekrente op een eigen woning was dit eerder al geregeld, maar nu komt er een groot aantal aftrekposten bij. Te denken is aan ondernemersfaciliteiten, studiekosten en ziektekosten. In 2023 moet dit geheel zijn afgerond.
Gelet op de ruimte voor deze column moet ik me sterk beperken maar het is nog wel zinvol te wijzen op een kleine aanpassingen in de zogenoemde 30%-regeling die voorziet in een onbelaste vergoeding ter grootte van 30% van het salaris. Deze regeling kan maximaal acht jaar worden toegepast. Voorgesteld wordt nu om die termijn te maximeren op vijf jaar. Dat levert veel weerstand op, althans het feit dat geen overgangsregeling is voorzien. Een aantal werknemers zal dus in 2019 ineens de faciliteit zien vervallen. Of dat effect nu echt heel groot is, valt te bezien, omdat uit diverse onderzoeken blijkt dat veel werknemers uiterlijk na vijf jaar weer terugkeren naar hun thuisland.
Tot slot is er dan zeker ook een belangrijke maatregel voor de BES: de afgelopen jaren zijn de tarieven voor de Algemene Bestedingsbelasting steeds tijdelijk verlaagd ten opzichte van de oorspronkelijke in 2011 gehanteerde tarieven. Omdat het prijsniveau van allerlei producten toen fors is gestegen, is besloten deze tarieven tijdelijk te verlagen. De regering heeft nu besloten deze lagere tarieven structureel te maken. Een verstandige maatregel. Voor Saba en St. Eustatius blijven de tarieven dus 6% voor goederenleveranties, voor dienstverrichtingen is het tarief 4% en voor verzekeringsdiensten 5%. Voor Bonaire liggen de tarieven steeds 2%-punt hoger.