OPINIE: Naar goede koninkrijksrelaties
Door Armand Hessels
De door Nederland gevolgde procedure om de regeringen van Curaçao, Aruba en Sint Maarten een dik pak voorwaarden te sturen, blijkbaar met de boodschap dat die binnen vier dagen en op basis van geheimhouding ten teken van ‘politieke commitment’ bij ‘het kruisje’ moest worden getekend, heeft kwaad bloed gezet, zowel op de eilanden als in Nederland.
De twee voor Aruba moeilijkst te behappen voorwaarden betroffen de vervanging van de Landsverordening Aruba financieel toezicht (LAft) door de Rijkswet financieel toezicht (Rft) en de instelling van een toezichthoudende ‘Caribische hervormingsentiteit’ (CHE). Dit werd ervaren als een ‘ondercuratelestelling’ die op bazige wijze was opgelegd. Deze ‘botte’ gang van zaken maakte daardoor heel wat negatieve emoties los. Mede dankzij de ‘Realpolitik’ van de Arubaanse premier kwam er een dialoog op gang om te komen tot een voor beide landen aanvaardbaar akkoord. Maar ook de Nederlandse Tweede Kamer roert zich nu en pleit bij haar regering om meer inspraak en inbreng van de Caribische partners in het Koninkrijk.
Storm in een glas water!?
Nu verspeelde Aruba in zekere zin haar recht van spreken over de LAft door meer dan anderhalf jaar na de verstreken termijn van de eerste LAft nog steeds niet te hebben gezorgd voor een acceptabele vervanging. Volgens de premier van Aruba is er echter weinig verschil tussen de LAft en de Rft. De Rft heeft wél het bijkomend voordeel dat tegen Nederlandse voorwaarden (onder meer 0 procent rente) geleend kan worden, terwijl hopelijk zelfs de oude leningen eveneens onder die voorwaarden kunnen worden geherfinancierd. Dat zou Aruba uiteindelijk 100 tot 200 miljoen florin aan rente per jaar kunnen schelen. Het lijkt er dan ook op dat de weerstand van Aruba tegen die vervanging meer van symbolische aard is.
Maar ook voor de ‘CHE’ lijkt de weerstand opgeblazen. Een belangrijk deel van de werkzaamheden van dat orgaan is er namelijk op gericht om toezicht te houden op de ruim één miljard (!) florin/gulden die Nederland ter beschikking stelt (schenkt!) om de economie van de drie (ei)landen weerbaarder te maken. Daartoe zal onder meer worden geïnvesteerd in het onderwijs, zorg, de rechtsstaat en economische diversificatie. Allemaal zaken waar opeenvolgende Arubaanse regeringen hoogstens lippendienst aan hebben verleend. Het structureel deficiënte financieel beheer op Aruba, dat decennialang onder meer malversaties en fraude in de hand werkte, is bovendien voldoende reden voor Nederland om zelf toezicht te houden op de besteding van gelden. Op die manier bestaat er, zeker in de ogen van de geldschieter, meer kans dat Nederlands belastinggeld dáár komt waar dat het meest nodig en verantwoord is, maar ook dat geleend geld uiteindelijk terug kan worden betaald. Het is daarbij wél zaak dat Aruba meer verantwoordelijkheid leert dragen voor een goede besteding en verantwoording van verkregen gelden en dus ook deel gaat uitmaken van die CHE. Daarbij kunnen hete hangijzers zoals een door Nederland gewenste - maar door Aruba terecht bestreden - verhoging van de pensioenleeftijd, dollarisatie en ‘privatisering’ van overheidsentiteiten, zonder de huidige opgelegde tijdsdruk rationeler besproken worden.
Aantasting autonomie
Voor ‘de Arubaanse politiek’ zijn deze voorwaarden niettemin een zure pruim. De praktische uitschakeling van de ‘controlefunctie’ van de Staten (het parlement) over dit extra geld is echter slechts een publieke erkenning door onze grootste Koninkrijkspartner dat het parlement niet (naar behoren) functioneert. Dat is voor de gemiddelde Arubaan al lang een publiek geheim. In praktisch elk rapport van de Raad van Advies (RvA), Algemene Rekenkamer Aruba (ARA) en andere organen werd hierop bovendien decennialang - vruchteloos - gewezen. In combinatie met het structurele wanbeleid van opeenvolgende regeringen leidde dit tot een onhoudbare schuldenberg. Uiteindelijk was dit de hoofdreden voor de aantasting van de Arubaanse autonomie door de instelling van het financieel toezicht.
Het zou juist nu getuigen van durf en geloof in de eigen, zo sterk beleden autonomie indien Aruba zou aangeven dat het, naast of in plaats van de door Nederland opgelegde voorwaarden, binnen maximaal drie jaar alle eerder door Arubaanse adviserende en controlerende entiteiten gegeven en door regeringen genegeerde aanbevelingen, inclusief die van rapport ‘Calidad’, de speerpunten van de huidige regering en de door haar recent ingestelde task forces, daadwerkelijk en integraal gaat uitvoeren. De vraag is echter of Aruba de logistieke capaciteit heeft om dit binnen de gestelde termijn op verantwoorde wijze te realiseren.
Oogkleppen
De starre houding van een groot deel van ‘de politiek’ maakt wél duidelijk dat die nog steeds in de illusie leeft dat de bevolking zich laat leiden door holle frasen en emotionele kreten. De sterke uitbreiding van de moderne mediamogelijkheden heeft echter bij veel Arubanen een sterke bewustwording en verontwaardiging teweeggebracht ten aanzien van de vele inbreuken op de criteria van deugdelijk bestuur, inclusief corruptie. Het vertrouwen in ‘de politiek’ is daarmee sterk geslonken. Niet voor niets gaven verschillende ‘polls’ recentelijk aan dat een grote meerderheid van de deelnemers meer vertrouwt op Nederlandse supervisie voor de besteding van de toegekende gelden. Daarnaast bleek, naast de nodige weerstand, ook steun voor het verstrekkende voorstel om Aruba een gemeente van Nederland te laten worden.
Het Arubaans kernprobleem
Al meer dan 30 jaar worden als belangrijkste problemen voor een gezonde ontwikkeling benoemd: de structurele politieke patronage in het benoemingen-; terreinen- en projectenbeleid; het deficiënte financieel beheer; en de ‘verdachte gang van zaken’ bij overheidsprojecten. Verdere kenmerken: het ondeugdelijk functioneren van de trias politica en het ‘checks & balances-systeem’; alsmede de ondoordringbare ‘red tape’, die investeerders dwingt de kortste weg te zoeken via ministers die willen bijverdienen. Het was ‘de politiek’ die hier verantwoordelijk voor was en ook diezelfde ‘politiek’, die ervoor zorgde dat er geen verbeteringen in ‘het systeem’ werden aangebracht die het ‘verdienmodel’ aantastten.
Mentaliteitsverandering
Zolang het huidige politieke systeem als zodanig gehandhaafd blijft, valt er - van de politieke partijen - nauwelijks verbetering te verwachten. Er zal dus allereerst juist hier drastisch moeten worden hervormd. Aangezien politieke patronage veel bestuurshandelen heeft bepaald en door velen wordt gezien als een ‘culturele realiteit’, is de eerste stap om een breed gedragen intensieve publieke campagne op te zetten die zich richt op verandering van deze diepgewortelde mentaliteit, naast bestrijding van de politieke polarisatie. Daarnaast is een publieke discussie noodzakelijk ten behoeve van een verandering van ons politiek systeem dat meer garanties biedt voor deugdelijk bestuur, het beter functioneren van het systeem van checks & balances en een grotere participatie van burgers aan het overheidsbeleid. Daartoe bestaat binnen de gemeenschap een groeiende bereidheid om een actieve bijdrage te leveren aan een positieve ontwikkeling van onze samenleving.
Koninkrijksrelaties
De realiteit dat de ‘overlevingskansen’ van Aruba en de noodzakelijke versterking van haar economie momenteel grotendeels afhankelijk zijn van bijstand uit Nederland, vereist dat ook wij moeten ‘investeren’. Dit moet er onder meer op gericht zijn om, middels intensief (fysiek c.q. online) overleg, de onderlinge relaties tussen de Koninkrijkspartners een meer positieve inhoud te geven ter vervanging van het voortdurend onderlinge wantrouwen dat slechts leidt tot onnodige conflicten. In dit verband zou een belangrijke eerste stap kunnen zijn de concrete verbetering van de kwaliteit van het bestuur en de rechtshandhaving ter bevordering van onze democratische rechtsstaat. Dat geldt niet alleen voor de CAS-landen (Curaçao, Aruba, Sint Maarten), maar óók voor Nederland, dat immers bijvoorbeeld internationaal een bedenkelijke reputatie heeft opgebouwd als belastingparadijs en dus niet zonder meer als lichtend voorbeeld kan dienen.
De auteur, Armand Hessels, is verbonden aan de Stichting Deugdelijk Bestuur Aruba (SDBA). Voor meer informatie zie ook: www.deugdelijkbestuuraruba.org