Door Eugene Morillo

Curaçao heeft al 11 jaar de status van autonoom land binnen het Koninkrijk. De nieuwe status van Curaçao ging gepaard met enorme veranderingen op diverse gebieden en tot op heden ondervindt men de gevolgen daarvan. Bijvoorbeeld, de kwaliteit en de toegankelijkheid van de wetgeving, het goederenverkeer, het toezicht op het bank- en verzekeringswezen, het ambtelijk apparaat en de samenwerking tussen de voormalige eilanden van de Nederlandse Antillen zijn ingrijpend gewijzigd.
Wat betreft de kwaliteit en de toegankelijkheid van de wetgeving ontstond na 10 oktober 2010 een discussie over de toegankelijkheid van de wetgeving van Curaçao, omdat die niet als nieuwe wetgeving van Curaçao was gepubliceerd. In deze discussie ging men kennelijk voorbij aan het feit dat de wetgeving van Curaçao bekend en toegankelijk was, omdat die wetgeving al bestond voordat Curaçao de nieuwe status verkreeg, namelijk als wetgeving van de Nederlandse Antillen en het eilandgebied Curaçao. De publicatie van de wetgeving van het Land Curaçao zou in feite niets anders betekenen dan wederpublicatie van dezelfde wetgeving van de Nederlandse Antillen en van het eilandgebied Curaçao, die voor het land Curaçao werden overgenomen.opinie1
Voorts was er onduidelijkheid over het bestaan van bepaalde wetgeving in verband met de negatieve lijst. Zo vroeg men zich jarenlang af of de Politieregeling 1999 al dan niet van kracht was. Op basis van uitspraken van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (het Hof) kan worden geconcludeerd dat de Politieregeling 1999 na 10 oktober 2010 van kracht bleef.
Op het gebied van het goederenverkeer was vrij verkeer tussen de voormalige eilanden van de Nederlandse Antillen niet meer mogelijk. Het voorgaande heeft ongetwijfeld economische gevolgen teweeggebracht. Het handelsverkeer tussen de eilanden werd daardoor beperkt. De publiciteit rond de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten is naar alle waarschijnlijkheid niemand ontgaan. De structuur van het ambtelijk apparaat vormt nog steeds een aandachtspunt. De samenwerking tussen de landen staat nog steeds op de politiek bestuurlijke agenda’s.
Na 11 jaar blijkt dat nog steeds niet het laatste woord is gezegd over de geldigheid en de reikwijdte van de wetgeving van Curaçao. Recentelijk heeft het Hof uitspraak gedaan in een LAR-zaak tegen de minister van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning (ECLI: NL: OGHACMB:2021:22). In deze zaak ging het onder meer om de vraag of het Eilandelijk Ontwikkelingsplan Curaçao 1995 (EOP) een landsverordening of een landsbesluit, houdende algemene maatregelen (lbham) is.
Na 10 oktober 2010 waren er verschillende opvattingen over de status van het EOP. Veel juristen vonden dat het EOP geen landsverordening zou kunnen zijn, omdat dit onder meer ten koste zou gaan van de rechtsbescherming die gebaseerd is op de Landsverordening ruimtelijke ontwikkelingsplanning Curaçao (LROC), de Landsverordening grondslagen ruimtelijke ontwikkelingsplanning (Lvgrop) en het EOP. Deze redengeving vind ik niet overtuigend, omdat het vervallen van rechtsbescherming het mogelijke gevolg is van de nieuwe status van een regeling, maar niet bepalend is voor de vaststelling van de status van een regeling. De status van het EOP na 10 oktober 2010 moet worden bepaald aan de hand van de Landsverordening algemene overgangsregeling wetgeving en bestuur (Aowb). Artikel 5 van deze landsverordening bepaalt dat landsverordeningen van de Nederlandse Antillen en de eilandsverordeningen van het eilandgebied Curaçao de staat van landsverordening van het Land Curaçao verkrijgen.
Sommigen zagen ten onrechte in artikel 6, achtste lid, van de Aowb een basis om te concluderen dat het EOP geen landsverordening, maar een lbham zou zijn. Dit artikellid bepaalt echter dat waar melding wordt gemaakt van uitvoering of nadere regeling bij eilandsverordening, daarvoor in de plaats treedt uitvoering of nadere regeling bij lbham. Dit betekent dat waar een wettelijke regeling van de Nederlandse Antillen delegatie bij eilandsverordening voorschreef na 10 oktober 2010 delegatie bij lbham mogelijk werd. De regeling is mijns inziens helder. Het Gerecht in eerste aanleg Curaçao is in deze zaak ook kennelijk ten onrechte ervan uitgegaan dat artikel 6, achtste lid, Aowb de grondslag zou vormen voor de nieuwe status van het EOP na 10 oktober 2010. Het Hof heeft het voorgaande gecorrigeerd in zijn uitspraak in deze zaak.
Ik ben van mening dat het Hof echter ten onrechte ervan uitgaat dat tegen een wijzigingsplan beroep mogelijk is bij het Gerecht in eerste aanleg. Dit oordeel baseert het Hof naar mijn mening op een oude bepaling van de Lvgrop van de Nederlandse Antillen. Volgens die bepaling (artikel 13, derde lid, Lvgrop) konden belanghebbenden die bij de Eilandsraad tijdig bezwaar hebben ingediend tegen het ontwerp van de bestemmingsvoorschriften, binnen zes weken beroep bij het gerecht indienen tegen het ontwikkelingsplan. Het Hof heeft in een eerdere uitspraak bepaald dat tegen de bestemmingsvoorschriften van een ontwikkelingsplan beroep in twee instanties mogelijk is bij de bestuursrechter. Het feit dat het EOP inmiddels - anders dan in de Nederlandse Antillen - de status van landsverordening heeft verkregen en dat een landsverordening, ook wat betreft de totstandkoming daarvan, slechts beperkt kan worden getoetst, laat het Hof ten onrechte buiten beschouwing. Het toetsingskader van een landsverordening wordt gevormd door de klassieke grondrechten en de (eenieder verbindende) verdragsbepalingen. De rechter kan een landsverordening slechts toetsen, als er sprake is van schending van eenieder verbindende verdragsbepaling of van klassieke grondrechten. De bestemmingsvoorschriften maken deel uit van de totstandkomingsprocedure van het ontwikkelingsplan. Daarom ben ik van mening dat de rechter in beginsel de bestemmingsvoorschriften van een ontwikkelingsplan niet kan toetsen. Voorts houdt het Hof geen rekening met artikel 6, derde lid Aowb, dat bepaalt dat de door het Land Curaçao overgenomen regelingen op bepaalde punten niet geldig zullen zijn. Deze punten hebben juist betrekking op aspecten betreffende de nieuwe status van het Land. Door de statusverandering van het Land Curaçao moet artikel 13, derde lid, Lvgrop als vervallen worden beschouwd. Immers dit artikellid bood rechtsbescherming tegen de vaststelling van een eilandsverordening. Door het beperkte toetsingsverbod zoals geregeld in artikel 101 van de Staatsregeling zal de rechter zich in beginsel moeten onthouden van de toetsing van de totstandkomingsprocedure van een landsverordening, in casu van het EOP.
Voorzover mijn betoog juridisch juist is en het Hof zijn koers wijzigt, kunnen wij volgend jaar weer stilstaan bij de geldigheid en reikwijdte van de wetgeving van ons land Curaçao als gevolg van 10 oktober 2010.


De auteur van deze opiniebijdrage is Eugene Morillo, jurist en thans werkzaam bij de Raad voor de Rechtshandhaving op Curaçao. Hij schreef dit stuk op persoonlijke titel.

 

Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar [email protected]. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is ANG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.