Door René Zwart
Het Rijk maakt er in de omgang met Caribisch Nederland een potje van. Dat ministeries en de Rijksdienst Caribisch Nederland steken laten vallen, is zeker voor de bestuurders en bewoners van de eilanden allesbehalve een verrassing. En ook de Tweede en Eerste Kamer hadden al zo’n donkerbruin vermoeden. Maar dat het falen zo collectief zou zijn als onafhankelijke onderzoekers hebben vastgesteld, is schokkend.
Het kabinet Rutte heeft geen idee wat het met Bonaire, Sint Eustatius en Saba wil, het ministerie van Binnenlandse Zaken verzaakt zijn regierol waardoor departementen langs elkaar heen werken en tussen uitvoerenden bestaat van hoog tot laag een diep wantrouwen. Dat er toch nog dingen goed gaan, is vooral te danken aan de goede wil van een individuele bewindspersoon of de persoonlijke inzet van enkele rijksambtenaren.
Het bijna drie maanden oude, maar nog altijd niet door minister en opdrachtgever Ronald Plasterk (PvdA) van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gepubliceerde onderzoeksverslag waarover het <I>Antilliaans Dagblad<I> gisteren uitvoerig berichtte, bevestigt wat sceptici voor 10-10-‘10 al vreesden: het Rijk staat zo ver van het alledaagse leven af dat het niet in staat is zich te verplaatsen in de situatie van kleine gemeenschappen, al helemaal niet als die zich duizenden kilometers van de Haagse kaasstolp bevinden en een volstrekt andere dan de Europees Nederlandse cultuur hebben. Dat is geenszins een excuus voor het geconstateerde falen en de - zo mogelijk nog verwijtbaarder - neerbuigende houding die vertegenwoordigers van het Rijk jegens de eilanden tentoonspreiden.
Het Rijk blijkt zich niet alleen te hebben verkeken op zijn nieuwe verantwoordelijkheid, maar is kennelijk ook niet bij machte te leren van de in de afgelopen drie jaar opgedane ervaringen. Dat diverse bewindslieden niets hebben gedaan met de talloze signalen van lokale bestuurders is illustratief voor hun horend doof en ziend blind zijn. Waarmee meteen helder is hoe oprecht de betrokkenheid is bij het wel en wee van de Caribische landgenoten.
De onderzoekers vellen een snoeihard oordeel waarbij niemand wordt gespaard en kritiek soms tot individuele functionarissen is te herleiden. Toch hoeft voor het genante optreden van het Rijk slechts één iemand te worden aangesproken en dat is de minister van BZK. Niet alleen Plasterk, maar evengoed zijn voorgangers Donner en Spies. Die laatste twee hebben altijd botweg geweigerd de regie naar zich toe te halen, de eerste heeft zich conform zijn karakter veel te lankmoedig opgesteld. Herhaalde oproepen vanuit de Tweede en Eerste Kamer om voor een strakke coördinatie te zorgen, zijn ook door Plasterk onvoldoende begrepen. Hij stelde een ambtelijke werkgroep in en omdat die niet werkte een tweede die evenmin functioneert. Simpelweg omdat het kabinet Rutte geen visie op de toekomst van de eilanden heeft en niemand van de bewindspersonen als eindverantwoordelijke is aangewezen. Veel van wat er is misgegaan, is rechtstreeks aan deze tekortkomingen toe te schrijven.
Dat de regering daar al die jaren mee is weggekomen, mag de Tweede Kamer zich aanrekenen. Waar de Senaat een juiste inschatting maakte door de belangen van de BES-eilanden ook na 2010 te blijven behartigen vanuit de commissie voor Koninkrijksrelaties, zijn deze door de Tweede Kamer versnipperd over de vakcommissies. Daarin zitten volksvertegenwoordigers met kennis op hun vakgebied - van zorg tot onderwijs - maar die als het om de Cariben gaat van toeten noch blazen weten.
Gelukkig lijkt de Tweede Kamer - zij het helaas wel aan de late kant - tot inkeer te komen, getuige de wens van sommige fracties om BES-aangelegenheden terug te halen naar de commissie Koninkrijksrelaties waarvan de leden wel snappen dat de omstandigheden op Bonaire anders zijn dan in Klazienaveen of op Ameland.
De eerste taak van de commissie is minister Plasterk (of, als die dinsdag in het debat over het NSA-afluisterschandaal zijn nek niet weet te redden, diens opvolger) te verzoeken als de wiedeweerga de uitkomsten van het onderzoek openbaar te maken, daar zijn reactie aan toe te voegen en vooral te vertellen welke stappen hij gaat nemen om het Rijk voortaan op een professionele wijze en fatsoenlijk te laten omgaan met Caribisch Nederland om vervolgens in een mondeling overleg een aantal aanvullende cruciale toezeggingen van de bewindsman af te dwingen dat het kabinet op korte termijn:
1) Een visie presenteert welk toekomstperspectief het voor de eilanden voor ogen heeft.
2) Een bewindspersoon aanwijst als regisseur van het totale rijksbeleid ten aanzien van de eilanden.
3) De eilanden (ook financieel) faciliteert bij het aanstellen van een permanente vertegenwoordiger in Den Haag.
4) Excuses maakt aan de bevolkingen van Bonaire, Sint Eustatius en Saba voor zo veel onvermogen.