Open brief aan de Staten en regering van Curaçao
Door Suzy Camelia-Römer
De voorgenomen lening bij Nederland van 1,2 miljard (1.200.000.000) gulden voor de Ennia-pensioenverzekering bij Ennia Caribe Leven is bron van groeiende boosheid, spanning, zorg en frustratie onder de bevolking, te meer het Openbaar Ministerie (OM) heeft aangegeven gebrek aan mankracht te hebben voor het strafrechtelijk onderzoek naar het leeghalen van het bedrijf en de pensioenvoorzieningen.
Deze woede en frustratie worden verder gevoed door het gebrek aan transparantie van de regering-Pisas over het voorgenomen hoofdlijnenakkoord met de regering van Nederland. Het is onaanvaardbaar in een democratische samenleving en tegen de bestaande wet- en regelgeving zoals deze is opgenomen in de Staatsregeling van Curaçao en de comptabiliteitsvoorschriften, dat een lening van dergelijke omvang niet eerst wordt voorgelegd aan de Staten, waar het budgetrecht thuishoort.
In zijn brief van 24 juli 2023 wijst minister-president Gilmar Pisas erop dat de ambtelijk uitgewerkte leningsvoorwaarde van korting op het pensioen ertoe zal leiden dat 75 procent van de 30.000 pensioengerechtigden van Ennia een pensioen onder de armoedegrens zullen ontvangen. Hij spreekt voorts van catastrofale maatschappelijke gevolgen als de lening onder die condities wordt aangegaan. Er zal geen ruimte overblijven voor investeringen in onderwijs, gezondheidzorg, sociale voorzieningen en sociale behuizing.
PIN wijst erop dat de minister van Arbeid en Sociale Zaken recentelijk in de Staten een verontrustend beeld heeft geschetst van Curaçao als armste land in het Koninkrijk. Zo’n 12.000 mensen hebben het eiland al verlaten; hoeveel meer mensen zullen onder deze omstandigheden nog richting het Europese deel van het Koninkrijk vertrekken? Het is geen oplossing om de Curaçaose burgers bovenop de aflossing van de coronaleningen van bijna 1 miljard, met nog eens 1,2 miljard aan niet-productieve leningen te belasten.
Ook het College financieel toezicht (Cft) wijst in zijn vertrouwelijke brief van 21 augustus 2023 erop dat de lening zeer negatieve consequenties voor de maatschappij zal hebben en dat in plaats van 1,2 miljard te lenen andere door de gezamenlijke ambtelijke werkgroep besproken oplossingsopties met schijnbaar minder financieel economisch en sociale impact overwogen dienen te worden.
Alhoewel PIN over zeer beperkte informatie beschikt en niet alle achtergronden goed kent, wenst PIN het volgende voorstel in overweging te geven in plaats van het zondermeer lenen van een bedrag van 1,2 miljard van Nederland. Wij stellen het volgende concreet voor:
- De voorgenomen Ennia-leningen mogen niet los van de totale financiële positie van het Land worden gezien. De betalingsverplichtingen en de rentelastnorm gelden immers voor het Land als geheel. Tegelijkertijd moet de lening ervoor zorgen dat Ennia solvabel wordt en derhalve in staat moet zijn om welke vorm van financiële steun dan ook af te kunnen lossen en aan de daaruit voortvloeiende renteverplichtingen te voldoen;
- De coronaleningen kunnen uit de aard van die leningen en op grond van artikel 36 van het Statuut als gehele of gedeeltelijke schenkingen gaan gelden, al dan niet gekoppeld aan de uitvoering van de landshervormingen;
- Ook de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS), die minstens gefaald toezicht kan worden aangerekend, dient in de aan te dragen oplossing actief deel te nemen. De hoogte van de bijdrage van de Centrale Bank is afhankelijk van enerzijds de omvang van het eigen vermogen van de bank (In de verkorte balans van de CBCS van eind juni 2023 is een bedrag van 1,2 miljard opgenomen; zie tevens artikel 34 van het Centrale Bank Statuut), de impact van deze op de financiële positie van de bank en de financieel-economische impact van de bijdrage en lening van het Land Curaçao. In ieder geval beschikt de Centrale Bank per eind juni 2023 over een eigen vermogen (kapitaal en reserves) van 1,2 miljard;
- De mogelijke val van de systeemrelevante Ennia-Groep regardeert de monetaire stabiliteit en treft de financiële sector als geheel. In dialoog met die sector moet worden bepaald hoe zij kan bijdragen aan een oplossing, door het nemen van Ennia-aandelen waar tegenover fiscale incentives kunnen worden gegund. De omvang wordt in goed overleg met de sector bepaald en is ook mede afhankelijk van de capaciteit van de sector om hierin bij te dragen;
- Door de overheid kan dan een deel van de opgebouwde positieve kaspositie van eind 2022, bepaald op circa 340 miljoen, ingezet worden als bijdrage van het Land. Indien de overheid met een groter deel moet bij springen dan kan overwogen worden om dit deel via de staande inschrijving door Nederland aan te vullen. Zo niet, dan zal dat lokaal geleend moeten worden;
- Voor de doorstart van het Ennia-bedrijf is het noodzakelijk dat verhelderd wordt welk bedrag zal dienen voor het aanzuiveren van de pensioenvoorziening en welk deel als eigen vermogen voor het bedrijf. Ook moet duidelijk worden wie alsdan de eigenaren (aandeelhouders) van het bedrijf worden. De leiding en het toezicht moeten stevig worden aangezet, met geschikte en bekwame professionelen.
PIN benadrukt dat de civielrechtelijke procedures om de geldmiddelen van Ennia terug te halen onverkort moeten doorgaan. Tot slot stelt PIN dat het onaanvaardbaar is dat aangiften gedaan door de Centrale Bank onvoldoende onderzocht kunnen worden wegens gebrek aan mankracht bij het Openbaar Ministerie. De Staten dienen voldoende middelen aan het OM beschikbaar te stellen voor het inhuren van de nodige expertise; zowel lokaal als internationaal (financieel, forensisch en strafrechtelijk) om het onderzoek en strafvervolging in deze zaak keihard voort te zetten en de verantwoordelijken te vervolgen.
De auteur van deze bijdrage, Suzy Camelia-Römer, is voormalig minister en premier van de Nederlandse Antillen, en oud-minister van Curaçao. Zij is leider van de thans buitenparlementaire politieke (oppositie)partij PIN, wat staat voor Partido Inovashon Nashonal.