CBCS voerde, na aanvankelijk compliment in 2008, vanaf 2012 de druk op
Van een onzer verslaggevers
Na de koop, in mei 2005, van verzekeringsbedrijf Ennia door Hushang Ansary van Delta Lloyd ging het de eerste vijf jaren nog goed, maar op 8 juli 2010 trok de interne actuaris aan de bel.
De actuaris maakte zich zorgen over de structuur van aansturing bij Ennia Leven alsook over het bestaande ‘concentratierisico’ wat betreft de investeringen.
Echter, de Iraans-Amerikaanse eigenaar, wilde er toen - en ook nu nog - niet van weten. Hoewel de directie in oktober dat jaar in een besluit liet vastleggen dat de zogeheten ‘intercompany vorderingen’ niet verder mogen toenemen, dat de rente (voortaan) zal worden betaald en dat het concentratierisico zal worden teruggedrongen, liet Ansary himself in januari 2011 aan de bestuurders weten dat hij en niemand anders beslist.
In het door toenmalig directeur Gijsbert van Doorn opgemaakte verslag van dit overleg staat onder meer: ,,De uitkomst van de meeting was dat de heer Ansary uitermate duidelijk aangaf zelf de beleggingsbeslissingen te zullen blijven nemen, en dat wij daar als statutaire directie geen enkele rol in spelen.”
In de hierop volgende periode zijn door zowel interne als externe toezichthouders (kritische) opmerkingen geplaatst over de wijze waarop en door wie binnen Ennia beslissingen worden genomen, over de ‘intercompany vorderingen’ en de onderliggende investeringen in de Amerikaanse onderneming Stewart & Stevenson LLC (S&S), met Ansary als voorman, en SunResorts Ltd nv (met Mullet Bay als belangrijkste activum, in de jaren 80 aangekocht door Ansary) én over de solvabiliteit.
Vanaf dan krijgt Ennia het aan de stok met toezichthouder de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS), die zich in september 2008 overigens nog zeer lovend uitsprak over Ennia Schade nadat door CBCS onderzoek was gedaan. In de brief van 2008 staat onder meer: ,,Based on our examination we wish to inform you that Ennia Caribe Schade nv is in compliance with our rules and regulations. Since the acquisition of Ennia by the Parman Group, the management of the company has recorded impressive progress. Thanks to the investment decisions made by the group and additional capital infusion the company is now not only solvent but in a much stronger position.” Een brief van CBCS met dezelfde inhoud is toegezonden aan Ennia Zorg. Ansary is grootaandeelhouder van Parman Capital Group.
Vier jaar later - en twee jaar nadat de actuaris de noodklok had geluid - is de toon van de Centrale Bank echter héél anders. CBCS, dan nog met Emsley Tromp als president, heeft in april 2012 een onderzoeksrapport uitgebracht over Ennia Leven. In dit rapport wordt door CBCS geconcludeerd dat de investeringen van Ennia Leven in strijd zijn met het beleggingsbeleid en de beginselen van prudente beleggingen.
Daarnaast is in het rapport opgenomen dat sprake is van een onacceptabel groot ‘concentratierisico’. Over de investering door Ennia in obligaties van S&S, die 58 procent van het totaal betreffen, stelt CBCS dat S&S slechts een ‘CCC’ (van Standard & Poor’s) rating heeft. CBCS vervolgt dan: ,,Based on the provisions in article 34 of the Insurance Supervision Ordinance, the Bank disapproves the reporting of these investments on Ennia Leven’s balance sheet as assets to cover the technical provisions. Only investments with at least a rating of ‘BBB’ (S&P) or ‘BAA’ (Moody’s) will be allowed to be reported as admissible assets in future ARAS filings.”
Over de rol van Ansary bij Ennia stelt de Centrale Bank dat zij afkeurend staat tegenover het feit dat Ansary zowel meerderheidsaandeelhouder is van Ennia Leven als voorzitter van de raad van commissarissen (RvC) en de Investment Committee (IC) van Ennia Holding en Ennia Investments.
De druk wordt in de jaren daarna verder opgevoerd. Wie de processtukken leest, ziet dat deze bij Ennia en zeker bij Ansary aan dovenmansoren is gericht: de Amerikaanse multimiljardair kan/wil het niet begrijpen en trekt zich er in elk geval niets van aan.
In een brief van CBCS aan Ennia Leven van maart 2014 staat onder meer dat er geen additionele leningen door Ennia Leven aan Ennia Holding of Ennia Investments mogen worden verstrekt en dat de bestaande leningen op hun vervaldata niet mogen worden verlengd. Verder is - opnieuw - vastgesteld dat de activa op de balans van Ennia Investments grotendeels uit beleggingen in S&S en SunResorts bestaan en dat ook daar het concentratierisico aanwezig is. In dat kader wordt verzocht de jaarrekeningen van de betreffende vennootschappen te overleggen.
Bij brief van 5 januari 2015 bericht CBCS aan Ennia Leven onder meer: ,,De Bank heeft u herhaaldelijk erop geattendeerd dat de concentratie van beleggingen van ECL (Ennia Leven, red.) bij de geaffilieerde entiteiten niet acceptabel is voor de Bank. De Bank heeft er bij u op aangedrongen om stappen te ondernemen teneinde te komen tot een situatie waarbij het concentratierisico tot een minimum wordt teruggebracht. In tegenstelling tot uw bevestiging blijkt uit de jaarrekening van 2013 van ECI (Ennia Investments, red.) dat de leningsovereenkomst met ECI het bedrag van NAf 565.259.725 (vertegenwoordigt 43 procent van de totale activa per 31 december 2013 van ECL) is verlengd. De Bank tolereert dit niet en benadrukt dat de verlenging van deze overeenkomst niet acceptabel is voor de Bank.”
In een brief van maart 2014 had de CBCS ‘voor het laatst aangegeven’ dat de Centrale Bank de op de 2013 balans van ECL te rapporteren leningen aan geaffilieerde entiteiten/vordering op geaffilieerde entiteiten zal beoordelen. ,,De Bank had u geïnstrueerd om hiervoor de jaarrekeningen 2013 van ECI, Stewart & Stevenson Ltd, SunResorts Ltd en ECH (Ennia Holding, red.) uiterlijk 1 juli 2014 aan de Bank te verstrekken. De consequenties van het niet nakomen hiervan heeft de Bank verschillende keren aan u medegedeeld, namelijk dat de Bank niet zal toelaten (‘non-admissable’) dat deze leningen op de balans van ECI worden gerapporteerd. Ook aan deze instructie heeft u geen gehoor gegeven.”
Vervolgens geeft CBSC aan Ennia Leven - wederom - een aantal instructies. In juni 2015 wordt door CBCS schriftelijk vastgesteld dat niet aan de instructies wordt voldaan en worden de instructies nog eens herhaald.
Dan treedt een nieuwe periode aan, namelijk met de wijziging in september 2015 door CBCS van de solvabiliteitsvereisten, zoals neergelegd in de solvabiliteitsrichtlijnen (Valuation Guidelines ARAS). Gelet op die wijziging konden intercompany vorderingen niet langer worden meegenomen bij de berekening van de solvabiliteitsratio.
In een brief van oktober 2015 van CBCS aan de Ennia-verzekeraars wordt als zodanig benoemd dat sprake is van een ‘solvabiliteitstekort’, doordat nog steeds sprake is van een toename van het aantal niet toegestane beleggingen en vorderingen op geaffilieerde entiteiten, die door CBCS als niet toegestane activa worden aangemerkt.
CBCS schrijft in een brief van 4 augustus 2016 onder meer: ,,Gebaseerd op de evaluatie van de door Ennia voorgestelde maatregelen en ter waarborging van de verplichtingen jegens de polishouders dringt de Bank erop aan dat Ennia de volgende punten tot uitvoering brengt”, waarna tien punten/aanwijzingen volgen.
Daaronder de aanwijzing dat verdere leningen aan en vorderingen op geaffilieerde entiteiten niet meer zijn toegestaan en dat bestaande leningen binnen een periode van ‘maximaal drie jaar’ dienen te worden afgelost dan wel gereduceerd. Daarnaast diende Ennia te bewerkstelligen dat Mullet Bay en de aandelen van S&S binnen een termijn van ook ‘maximaal drie jaar’ zouden worden verkocht en dat de opbrengst zou worden aangewend voor door CBCS toegestane beleggingen, zoals bepaald in de waarderingsgrondslagen. Ook is een aantal maatregelen opgenomen ter versterking van de liquiditeitspositie.
Een maand later, in een brief van CBCS van 22 september 2016, herhaalt CBCS bovengenoemde punten en geeft daarbij aan wat de status is. Met de belangrijke toevoeging: ,,Voorts is de Bank van mening dat Ennia, gezien de per datum van dit schrijven nog openstaande punten, onvoldoende gevolg heeft gegeven aan haar aanwijzingen. In het licht hiervan acht de Bank de maatregel op grond van artikel 31 lid 3, sub a van de Landsverordening toezicht verzekeringsbedrijf (LTV), zoals gewijzigd, noodzakelijk.”
In dat bewuste wetsartikel is bepaald dat CBCS de verzekeraar bij aangetekende brief kan aanzeggen, dat vanaf een bepaald tijdstip alle of bepaalde organen van de verzekeraar hun bevoegdheden slechts mogen uitoefenen na goedkeuring door één of meer door CBCS aangewezen personen, welke aanzegging terstond van kracht wordt. Er worden in september 2016 door CBCS twee personen als zogeheten ‘stille curatoren’ benoemd bij Ennia.
Fast forward - en met inmiddels een nieuwe top van de Centrale Bank CBCS, waarin vooral financieel-economisch directeur José Jardim een hoofdrol vertolkt: de spanning is al om te snijden, maar op 22 juni 2018 wordt een bedrag van 100 miljoen dollar overgemaakt van Ennia Investments naar Parman Enterprises LLC. Ansary is grootaandeelhouder van Parman Enterprises.
Dan komen zaken in een stroomversnelling. Op 3 juli 2018 heeft CBCS de vergunning van de Ennia-verzekeraars ingetrokken. Het verzoek van deze verzekeraars tot schorsing van het besluit tot intrekking is door het gerecht op Curaçao afgewezen.
Bij beschikking van het gerecht van 4 juli 2018 is op verzoek van CBCS de noodregeling uitgesproken ten aanzien van Ennia. CBCS is vanaf dan gemachtigd conform het bepaalde in artikel 60 lid 2 LTV ten aanzien van alle onder de noodregeling geplaatste Ennia-bedrijven.
,,De machtiging betreft de vereffening van het geheel of een gedeelte van de portefeuille van de verzekeraar, overdracht van alle of van een deel van de rechten en plichten uit of krachtens overeenkomsten van verzekering, of herstructurering van het bedrijf van de verzekeraar. De machtiging strekt mede tot vereffening van het vermogen van de onderneming van de verzekeraar”, aldus de processtukken.
Er gebeurt, op de voor- maar vooral op de achtergrond, méér: in september 2018 heeft CBCS in New York een zogenoemde ‘Chapter 15’-procedure aanhangig gemaakt, waarbij is verzocht de noodregeling te erkennen in de Verenigde Staten. Daartegen heeft Parman International in oktober 2018 een ‘Objection’ ingediend. Op 20 december 2018 is door de rechtbank in New York geoordeeld dat de noodregeling wordt erkend. Op 29 januari 2019 is door de rechtbank in New York op verzoek van CBCS ook een voorziening toegekend om beschikking te krijgen over activa van Ennia in de VS op rekeningen van de Merrill Lynch Bank.
Kort daarop, op 31 januari 2019, is door het gerecht op Curaçao vonnis in kort geding gewezen in een zaak tussen Parman International en CBCS. Kort samengevat heeft Parman van Ansary in deze zaak gevorderd CBCS te bevelen de noodregeling in te trekken en de al genomen maatregelen en besluiten te schorsen en CBCS te bevelen om met Ansary’s Parman in overleg te treden met als doel een voor alle partijen acceptabele herstructurering van de Ennia Groep overeen te komen. De vorderingen van Parman/Ansary zijn afgewezen.
Nog terugkomend op die 100 miljoen dollar, die ineens ‘verdween’ en wat uiteindelijk voor de Centrale Bank in Scharloo de druppel was om echt in te grijpen: in juni 2018 is een investeringsovereenkomst opgesteld. In deze overeenkomst - getekend door Ansary’s vertrouweling op Sint Maarten, Richard Gibson, en zijn rechterhand bij Ennia op Curaçao, Abdallah Andraous, namens Ennia Investments en Hushang Ansary namens Parman Enterprises - staat onder meer:
,,This Investment Management Agreement is by and between EC Investments bv (the ‘Company’) and Parman Enterprises LLC, formerly known as Stewart & Stevenson LLC, (the ‘IM’). The parties hereto agree as follows: 1. The IM will accept and manage the investment of US$ 250 million, of which US$ 100 million of the Company’s funds be transferred now and the balance at later dates. 2. The IM guarantees a return on investment of funds deposited with it of 6,5% per annum from the date of the receipt of each tranche by the IM, such guaranteed return to be payable semi-annually.” De 100 miljoen dollar leek dus nog maar een begin; in totaal zou het gaan om 250 miljoen dollar.
Vanuit Ennia Investments is toen op 22 juni 2018 het bedrag van 100 miljoen dollar overgemaakt naar Parman Enterprises (voorheen S&S). Op 5 juli 2018, één dag na het uitspreken van de noodregeling, is het bedrag (terug)geboekt aan Ennia Leven. De helft van dit bedrag is overgemaakt vanuit Parman Enterprises, de andere helft - opvallend genoeg - vanuit een privérekening van Ansary.
Zoals het gerecht deze week opmerkte in het jongste vonnis staan partijen anno 2021 nog altijd mijlenver uit elkaar en is er nog geen begin van een oplossing. Ennia, in verband met de noodregeling bestuurd door de CBCS, vordert van Ansary alsmede de ex-bestuurders van Ennia een schadeclaim van 854 miljoen gulden.
In een volgende editie: ‘De gedaagden en de aan hen verweten gedragingen’