Door Laurens Keesen
Het zal u niet ontgaan zijn dat de ministerraad op 22 juli 2020 heeft besloten hun eigen salarisschalen te verhogen. Dit heeft nogal wat stof doen opwaaien, omdat bijna niemand begreep waarom dit nodig was.
Eerst kwam er een ingewikkeld juridisch verhaal dat het echt niet anders kon vanwege een oud besluit uit 2006. Het zou discriminatie zijn als hun schaal niet verhoogd werd. Nu ben ik geen jurist, maar dat ging er bij mij toch niet in. Besluiten zijn er om te herzien, zeker als we in een grote crisis leven. Dat argument hebben onze ministers de laatste tijd vaker (terecht) gebruikt. Nood breekt wetten (en zeker besluiten). Maar blijkbaar gebruiken ze dat alléén als het hun goed uitkomt, en niet als het om hun eigen salarisverhoging gaat.
Toen ze wel voelden dat het argument ‘dat het niet anders kon’ niet geslikt werd door het volk, gooiden ze het over een andere boeg. Hoge ambtenaren en onze eigen minister-president Eugene Rhuggenaath gaven aan dat ze de schalen liever ook niet wilden verhogen, maar dat het moest van Nederland, omdat die anders geen steun zou geven. Ze konden dus eigenlijk niet anders. Tja, dat snijdt natuurlijk wel hout. ,,Voor die steun hebben we veel over, en als we daarvoor onze schalen moeten verhogen, nou vooruit dan maar”, zullen ze gedacht hebben.
Ik vond het vreemd dat Nederland zoiets zou eisen, maar als dat zo was, dan snap ik wel dat de ministers daaraan willen voldoen. Recent hoorde ik staatssecretaris Raymond Knops echter meerdere malen zeggen dat het helemaal niet moest van Nederland. Integendeel, Nederland heeft zich er ook over verbaasd. Waarom zei Rhuggenaath dan niet de waarheid?
Als cijferman ben ik me toen toch maar eens nader gaan verdiepen in dit weerbarstige onderwerp. In de stukken van de ministerraad lees ik dat de verhoging van het brutoloon onderaan de streep weer tenietgedaan wordt met een bijzondere correctie op het nettoloon. Dus de ministers gaan er in nettoloon inderdaad niet op vooruit. Geen verbetering of bevoordeling dus in hun loon.
Maar het brutoloon gaat wél omhoog. En ministers hebben meer benefits dan alleen maar loon. Bijvoorbeeld pensioen en wachtgeld. En die zijn gekoppeld aan het brutoloon, niet aan het nettoloon. Dat is vastgelegd in de Landsverordening Pensioenregeling Gezagdragers. Ook uit 2006.
In die Landsverordening is een zeer riante pensioenregeling vastgelegd. En een zeer riante wachtgeldregeling, die ervoor zorgt dat een minister - nadat hij klaar is als minister - nog maximaal twee jaar doorbetaald kan worden.
Ik ben eens even gaan rekenen, en de kosten van die riante pensioenregeling zijn op basis van het oude brutoloon 87.097 gulden per jaar per minister. Dat is ongeveer twee à drie keer zo veel als mensen in vergelijkbare functies. Dit omdat ministers in veel kortere tijd hun pensioen opbouwen (23 jaar, terwijl 35 tot 40 jaar normaal is) en omdat ministers 5 jaar eerder dan ‘gewone mensen’ hun pensioen gaan ‘kobreren’ (met 60 jaar in plaats van 65).
Ook de kosten van de wachtgeldregeling zijn hoog. Ik heb berekend dat als iemand 4 jaar minister was en daarna 2 jaar ongekort wachtgeld krijgt, de kosten kunnen oplopen tot ruim 4 ton (400.000), en meer precies 100.003 gulden per jaar ministerschap.
Totaal dus leuke extraatjes ter waarde van 187.100 gulden per jaar per minister. En die extraatjes zijn gekoppeld aan het brutoloon. En dus gaan die extraatjes omhoog als de schalen aangepast worden. Om precies te zijn met 21.733 gulden per jaar per minister.
Ik heb begrepen dat de ministers de intentie hebben om ook dat extraatje van 21.733 gulden per jaar per minister te corrigeren, net zoals het loon gecorrigeerd is. Alleen is een intentie niet genoeg. Zelfs een besluit van de ministerraad is niet voldoende om het te corrigeren. Om dit voordeel te corrigeren, is een wetswijziging nodig, want de regeling staat nu eenmaal in een wet.
Laten we hopen dat die wetswijziging er snel komt, zodat ze inderdaad kunnen zeggen dat de schaalverhoging niet was om er zelf beter van te worden. Maar waarom de salarissen van de ministers omhoog moesten…, dat is mij nog steeds niet duidelijk. Wie het weet mag het zeggen.
De auteur van deze opiniebijdrage, Laurens Keesen, is actuaris op Curaçao. Hij adviseert al vele jaren diverse bedrijven, instellingen en overheden over pensioenzaken.