Door Laurens Jan Brinkhorst en Hans Hillen
Op verzoek van het Genootschap Nederland-Aruba hebben de ex-politici en kenners van het koninkrijksdossier Laurens Jan Brinkhorst en Hans Hillen gezamenlijk een beschouwing geschreven over de staat van het Koninkrijk. Hun bijdrage maakt deel uit van een serie essays die het genootschap in het kader van Aruba’s dertig jaar status aparte op zijn website heeft gepubliceerd. Het Antilliaans Dagblad publiceert vandaag het eerste deel van de beschouwing van Brinkhorst en Hillen.
Nederland beziet het overzeese deel van het Koninkrijk vooral als een financieel risico. De herschikking van de koninkrijksverhoudingen op 10-10-‘10 was bedoeld als poging om de eilanden een stevige impuls te geven binnen het Koninkrijk. Echter tijdens het kabinet-Rutte II is daar weinig meer van over en straalt Nederland slechts de betrokkenheid uit van een strenge en afstandelijke schoolmeester. De benadering is nu louter juridisch-bestuurlijk en financieel en de maatlat is het Nederlandse belang.
Waarschijnlijk wordt deze houding vooral ingegeven door binnenlands electoraal opportunisme. Dat dit ten koste gaat van een eeuwenlange verbondenheid, maakt in deze oppervlakkige tijd weinig uit. Hoe eenkennig en hoe onverantwoordelijk! Natuurlijk, ook genegenheid kan wel degelijk leiden tot strenge standpunten, maar dan zijn deze incidenteel en in het belang van de partner. Noch het kabinet noch de meerderheid van de Tweede Kamer heeft die vorm van genegenheid ook maar enigszins willen laten doorschemeren. ,,Samen geld verdienen”, is het maximale wat premier Rutte aan gemeenschappelijkheid heeft laten blijken.
Het is dan ook niet verwonderlijk dat de houding in het Antilliaanse deel van het Koninkrijk snel aan cynisme wint. Dat zou nog niet zo erg zijn als dit zich beperkt tot een deel van de politieke bovenlaag, die altijd zijn eigen ruimte zal zoeken. Het risico is echter groot dat, net als overal elders, ook in de Cariben de populistische kaart wordt gespeeld. Bovendien zijn er steeds meer leidinggevenden in de publieke en private sector die zich vertwijfeld afvragen wat hun inspanningen voor zin hebben, als Nederland ze zo in de kou laat staan.
Opmerkelijk genoeg is er één eiland dat zich consequent probeert te onttrekken aan deze malaise en dat is Aruba. Dit jaar dertig jaar geleden trad Aruba uit het verband van - het land - De Nederlandse Antillen, maar bleef op positieve gronden binnen het Koninkrijk. Deze status aparte heeft Aruba tot het welvarendste eiland gemaakt van de Antillen. Na een eerste fase van economische investeringen in vooral het toerisme, is Aruba 2.0 een nieuwe en progressieve etappe ingegaan op weg naar een indrukwekkende ecologische sprong voorwaarts. Onder leiding van de twee opeenvolgende kabinetten van premier Mike Eman, telg van een belangrijke leidinggevende en maatschappelijk betrokken familie op het eiland, is een ondernemend, maar ook uitdagend bestek gemaakt om een intelligente combinatie tot stand te brengen van economische, ecologische en sociale groei, die een exemplarische uitstraling kan hebben naar de verre omgeving.
Aruba doet dit met een positieve keuze voor Nederland als partner. Nederland kan deze opstelling internationaal tot een interessant en uitnodigend voorbeeld ontwikkelen. Meerwaarde voor het Koninkrijk dus. Keer op keer laat Eman zijn Nederlandse gezindheid horen, doch keer op keer geeft Nederland nauwelijks thuis. De belangrijkste toetssteen voor Nederland is de Arubaanse landsbegroting en het financieringstekort. De rest lijkt in Den Haag buiten beeld. En dat terwijl Aruba, anders dan de andere eilanden, bij 10-10-‘10 geheel buiten de financiële injectie van Nederland is gebleven. En het financieringstekort is lager dan in Nederland.
De weg die Aruba via Nederland kiest is niet die van een blinde bewonderaar. Aruba beseft zeer wel dat in onze mondiale economie het deel uit maken van relevante partnerschappen in het belang is van individuele leden. In de lange geschiedenis samen met Nederland ziet Aruba voor zichzelf de beste kansen. Maar Aruba treft met Nederland een partner die in steeds sterkere mate naar binnen is gericht. Alleen het ministerie van Buitenlandse Zaken lijkt geïnteresseerd in de kwaliteit van Aruba, vooral van zijn leider Mike Eman. De Arubaanse premier wordt actief ingezet om internationaal steun te verwerven voor een Nederlandse zetel in de Veiligheidsraad. In dat verband sprak Mike Eman onlangs de plenaire vergadering toe van de Verenigde Naties: weer een praktisch voorbeeld van de meerwaarde van Aruba voor Nederland. Maar zo gauw dat belang maar eventjes naar de achtergrond gaat, stoot zelfs Eman in Den Haag zijn neus tegen een gesloten deur. De naar binnen gerichtheid maakt Nederland blind voor mogelijkheden van meerwaarde.
De partnerstrategie van Eman volgend is het de vraag of de weg naar voren voor Aruba niet veel beter via Europa kan gaan. De Europese Unie kent vormen voor zulke samenwerkingsverbanden. Het zou het zo gewenste partnerschap dat Aruba zoekt alleen maar breder en kansrijker maken. Bovendien wordt daarmee de ongemakkelijke en door de koloniale geschiedenis niet evenwaardige verbinding met Nederland van het nodige ongemak ontdaan.
De koninkrijkshervormingen van 10 oktober 2010 hebben geleid tot aanzienlijke wijzigingen in de onderling staatkundige verhoudingen. De Nederlandse Antillen zijn opgeheven en vervangen door de drie Caribische landen: Aruba, Curaçao en Sint Maarten. Bonaire, Saba en Sint Eustatius zijn ieder omgevormd tot een Nederlands openbaar lichaam, vergelijkbaar met een gemeente in Nederland. Merkwaardig is overigens dat deze BES-eilanden geen echte Nederlandse ‘gemeenten’ zijn, want het recht van de Europese Unie is op hen niet van toepassing.
Dertig jaar na de toekenning van de status aparte van Aruba, hebben Curaçao en Sint Maarten nu ook een eigen status aparte verworven. De overkoepelende staatkundige structuur is voor de Caribische delen van het Koninkrijk geheel opgeheven. Er is daardoor eerder sprake van versplintering dan van staatkundige versterking.
Niettemin kan men de status aparte waarvan op 18 maart het 30-jarig bestaan op feestelijke wijze is gevierd, een succesverhaal noemen. Deze heeft Aruba in die periode, deels door de nood geboren, meer welvaart gebracht, een groeiend zelfvertrouwen, eigen democratische instellingen en een gedeelde visie op de eigen toekomst. Meer dan in enig ander Caribische land zien de Arubanen zich bovendien als onverbrekelijk onderdeel van het Koninkrijk.
Uit een vorig jaar gehouden opiniepeiling bleek dat de thans bestaande positie van autonoom land binnen het Koninkrijk de instemming heeft van bijna 70 procent van de Arubaanse bevolking. Slechts 7,5 procent van de bevolking zou volledig onafhankelijk willen zijn. Voor Curaçao zijn deze cijfers respectievelijk 40 procent en bijna 15 procent.
Gevraagd hoe dit over 25 jaar zou moeten zijn, kiest ruim 14 procent van Aruba voor volledige onafhankelijkheid, terwijl dit voor Curaçao ongeveer 33 procent bedraagt. Uit deze cijfers blijkt voor Aruba een grote mate van politieke stabiliteit en de bereidheid om vanuit de bestaande situatie te werken naar zowel versterking van het eiland zelf, als van de banden binnen het Koninkrijk.
In die zin is de positie van Aruba uniek te noemen. De afgelopen jaren zijn immers noch op de overige Caribische eilanden, noch in Nederland een actief beleid van consolidatie van het Koninkrijk gevoerd. Als geheel zijn gedurende afgelopen jaren de wederzijdse verhoudingen niet beter geworden. Het Nederlandse beleid lijkt vooral gericht te zijn op ‘damage limitation’ en vermindering van de vooral financiële risico’s, gezien de groeiende overheidstekorten op de eilanden van de afgelopen jaren na de financiële crisis van 2008. Anderzijds zijn de bewoners van de eilanden van mening dat de veranderingen van de afgelopen jaren zeker niet geleid hebben tot verbeteringen. Zij maken dat Nederland onvoldoende met de bijzondere omstandigheden op de eilanden rekening heeft gehouden. Op verschillende eilanden is de armoedeproblematiek toegenomen, mede door de dalende koopkracht en het lage niveau van sociale voorzieningen. Ook zijn er achterstanden ontstaan in het onderhoud van de fysieke infrastructuur.