Door prof. dr. Frank Kunneman
De meeste bestuurders in stichtingen doen hun werk vrijwillig. Hooguit krijgen zij een onkostenvergoeding. Vaak zelfs dat niet. Sommige bestuurders krijgen wel wat betaald, maar de omvang van dat bedrag staat niet in verhouding tot hun inzet. Maakt dat verschil voor hun mogelijke aansprakelijkheid als er schade ontstaat? Kan je minder snel aansprakelijk gesteld worden als je het werk dat je (verkeerd) deed, onbetaald verrichtte? Hoef je dan ook minder schadevergoeding te betalen? Helaas voor de vrijwilligers is het antwoord op deze drie vragen drie keer ‘nee’. Het maakt niets uit.
Elke bestuurder van een stichting heeft van rechtswege een overeenkomst van opdracht met de stichting. Dat betekent dat die overeenkomst er is, ook al heb je daarover helemaal niets afgesproken. Op het moment dat je de benoeming tot bestuurder hebt aanvaard, is die overeenkomst van opdracht een feit in de juridische realiteit. Ook als je de benoeming niet expliciet hebt aanvaard. Naar de bestuursvergadering gaan en aan de besluitvorming deelnemen, houdt al een aanvaarding in.
Vanaf dat moment ontstaan er rechten en plichten. Een van de belangrijkste plichten van een bestuurder is handelen in het beste belang van de stichting. Doe je dat als bestuurder niet, dan kan je in beginsel aansprakelijk worden gesteld voor de schade die door jouw gebrekkig handelen of door jouw nalaten is ontstaan. Voorbeelden zijn het niet tijdig afdragen van belastingen en sociale premies, onrechtmatig ontslag van een medewerker (waardoor voor de stichting schade ontstaat), het welbewust onbetaald laten van rekeningen (waardoor de stichting in de problemen komt), het kopen van zaken op naam van de stichting terwijl je weet of kunt weten dat de stichting niet kan betalen, enzovoort.
In zo’n geval helpt het verweer dat je het werk als vrijwilliger deed, helaas niet. Je werkt voor niets en moet nog betalen ook. Is dat redelijk? Ik vind van wel. Als je je verplicht om werk te verrichten omdat je goede hart dat ingeeft, dan moet je dat werk wel goed doen. Kan je dat niet of wil je dat niet, dan moet je geen vrijwilliger worden en zeker geen bestuurder. Noblesse oblige. De rechtspraak gaat daarin best ver. Beroemd is het voorbeeld van de notaris die in het weekend op een feestje, laat op de avond en met een paar wijntjes op, door een vriend wordt gevraagd om juridisch advies. Die vriend kreeg het advies, maar het advies bleek verkeerd te zijn. Het gerecht oordeelde dat de notaris de daardoor ontstane schade moest betalen. Dat het advies als vriendendienst buiten werktijd op een feestje was gegeven, werd als niet relevant beoordeeld. Zodra je, al dan niet op een feestje, de pet van juridisch adviseur opzet of zodra je als medicus in je vrije tijd onverplicht medische bijstand verleent, moet je de normen aanhouden die voor elke normale beroepsbeoefenaar gelden. Doe je dat niet, dan ben je aansprakelijk voor eventuele schade. Dus als je besluit om als vrijwilliger een goed doel te dienen door in het bestuur van een stichting te gaan zitten, dan is dat heel nobel. Maar je moet het wel goed doen, anders hang je.
Geldt dat ook voor vrijwilligers die niet in het bestuur zitten van de stichting, maar die onbetaald werk verrichten voor de stichting? Nee, althans in mindere mate. Weliswaar zijn zij aansprakelijk als zij fouten maken in de uitoefening van hun (vrijwilligers-)werk, maar over het algemeen zal bij minder ernstige fouten de stichting die schade moeten vergoeden en die niet kunnen verhalen op de vrijwilliger. Die komt er dus mee weg.