Door Jeroen Starreveld
Belastingregeling Nederland Curaçao: verhuizing Nederlandse beleggingsvennootschappen naar Curaçao wordt moeilijker.
Het verplaatsen van Nederlandse vennootschappen naar Curaçao onder de Belastingregeling Nederland Curaçao, de Hoge Raad heeft de toon gezet!
Naar verwachting zal per 1 januari 2016 de nieuwe Belastingregeling Nederland Curaçao (BRNC) in werking treden. Een naar het lijkt positieve ontwikkeling, die al een tijdje op zich laat wachten, alhoewel de BRNC ook versoberingen zal kennen.
De BRNC zal een onderlinge overleg procedure bevatten, in het geval onduidelijkheid bestaat of een vennootschap voor fiscale doeleinden gevestigd is in Nederland of in Curaçao. De Nederlandse en Curaçaose fiscale autoriteiten treden in overleg als een Nederlandse vennootschap verhuist naar Curaçao. Indien de Curaçaose en Nederlandse fiscale autoriteiten overeenstemming bereiken over de verhuizing naar Curaçao en de verhuizing accepteren, wordt de vennootschap niet langer geacht in Nederland te zijn gevestigd. Indien dit overleg niet tot een gemeenschappelijk standpunt leidt, heeft de vennootschap in beginsel geen recht op de voordelen die de BRNC kan bieden.
In de praktijk komt het regelmatig voor dat de feitelijke leiding van Nederlandse vennootschappen wordt verplaatst naar Curaçao, doordat (onder andere) het bestuur wordt verhuisd naar Curaçao. De vennootschap wordt dan belastingplichtig op Curaçao. Op grond van de Nederlandse Wet op de dividendbelasting 1965 wordt een naar Nederlands recht opgerichte vennootschap echter altijd geacht in Nederland te zijn gevestigd, ook al is het bestuur verhuisd naar Curaçao. Zo ontstond dus de situatie dat de vennootschap zowel op Curaçao als in Nederland was gevestigd.
De huidige Belastingregeling voor het Koninkrijk (BRK) bracht dan de volgende oplossing: de vestigingsplaats van de vennootschap is gelegen daar waar de feitelijke leiding zetelt, tenzij er sprake is van misbruik, i.e. de verhuizing van de vennootschap naar Curaçao was erop gericht om de heffing van Nederlandse dividendbelasting te frustreren. In bovengenoemd praktijkvoorbeeld mag Curaçao onder de huidige BRK dus belasting heffen omdat de feitelijke leiding naar Curaçao is verhuisd. Nederland mag dan geen dividendbelasting (meer) heffen. Zoals gezegd, tenzij er sprake is van misbruik.
In een arrest van de Hoge Raad van 1 mei jongstleden bevestigde de Hoge Raad dat ondanks dat is vast komen te staan dat een naar Nederlands recht opgericht vennootschap feitelijk al jaren verhuisd was naar Curaçao, Nederland toch dividendbelasting mocht heffen. De doorslaggevende reden voor de verhuizing naar Curaçao was gelegen in het onmogelijk maken van de heffing van Nederlandse dividendbelasting. De Hoge Raad kwam tot dit oordeel omdat er geen andere valide argumenten naar voren gebracht waren voor de verhuizing naar Curaçao. Er was verder ook geen band met Curaçao te vinden. De conclusie luidde dat er sprake was van misbruik en Nederland mocht wel degelijk dividendbelasting heffen. Deze uitspraak kan verregaande gevolgen hebben, ook voor bestaande structuren.
Op grond van de nieuwe BRNC zal een Nederlandse vennootschap moeten verzoeken aan de Nederlandse en Curaçaose fiscale autoriteiten of een verhuizing van een Nederlandse vennootschap naar Curaçao wordt geaccepteerd. Onderling overleg zal dan plaatsvinden. Fiscaal geïndiceerde verhuizingen zullen niet worden geaccepteerd. Om vast te stellen of er sprake is van een fiscaal geïndiceerde verhuizing van Nederland naar Curaçao worden, zo volgt uit recent gepubliceerde parlementaire stukken, de volgende factoren in ogenschouw genomen:
i) de plaats waar het senior management is gevestigd,
ii) de plaats waar de bestuursvergaderingen plaatsvinden,
iii) de plaats waar het hoofdkantoor is gevestigd,
iv) de mate en aard van economische verbondenheid van het lichaam met Curaçao en Nederland,
v) de vraag of het feit dat het lichaam wordt geacht inwoner te zijn van een van de landen en niet van het andere land, het risico met zich meebrengt dat misbruik wordt gemaakt van de regeling dan wel dat de nationale wet van een van beide landen onjuist wordt toepast.
Expliciet wordt daarnaast ook opgemerkt in de parlementaire stukken dat de feitelijke leiding niet doorslaggevend zal zijn, maar met name ook het motief van de zetelverplaatsing van belang is. Dit lijkt geheel in lijn te liggen met de genoemde uitspraak van de Hoge Raad.
In het verleden zijn veel Nederlandse beleggingsvennootschappen verhuisd naar Curaçao. De Hoge Raad en de nieuwe BRNC maken duidelijk dat dergelijke verhuizingen moeilijker zullen worden, tenzij er valide argumenten zijn voor de verhuizing, andere dan het behalen van voordeel onder de BRNC. Hiervan zou bijvoorbeeld sprake kunnen zijn indien de aandeelhouder zelf ook verhuist naar Curaçao of juist woonachtig blijft in Nederland. De onderlinge overlegprocedure kan dan zekerheid bieden voordat aan het avontuur van een verhuizing van de Nederlandse vennootschap wordt begonnen. In de praktijk zal dit wel betekenen dat het Nederlandse ministerie van Financiën bepaalt of een verhuizing wordt geaccepteerd of niet.
Jeroen Starreveld is advocaat/belastingadviseur bij Spigt Dutch Caribbean op Curaçao.