Blijkbaar moet er weer wat gesleuteld worden aan en in een van de jongste, tegelijkertijd meest verkeerde terminal van het westelijk halfrond. Die van Aruba en St. Maarten zijn nog redelijk, ook Bonaire met die lekkere open hal kan er nog mee door, zelfs Paramaribo met zijn improvisaties en om dicht bij huis te blijven, Caracas mag er zijn. De namen van de aannemers van de terminal op Hato zijn nog wel bekend, maar die van de architect ligt op het kerkhof, een of andere Amerikaan, daarna nooit meer iets van gehoord. Een slecht teken als een architect anoniem blijft. Ir. Bakker was destijds de architect van de vorige terminal. Ik zat nog op Radulphus bij die grappige tekenleraar Theo van Delft. Als jonge onbevangen prutser verwerkte ik de gevels van die terminal in een ‘abstract’ schilderij, wist ik veel. Het ligt nog ergens in de kast. Meneer van Delft schilderde in ‘Haagse Stijl’ oude gebouwen. In Otrobanda woonde hij met zijn neus in de boter. Die tuitgevels op de huidige terminal hadden hem zeker aangesproken. Onze voorkeuren lagen ver uit elkaar. Noodgedwongen en gesteund door derderangs opdrachtgevers zoeken derderangse architecten hun heil en inspiratie in historische voorbeelden. Hier op Curaçao, in het spoor van Unesco-mythen, de normale praktijk. Architectuur die stil staat betekent cultureel de dood in de pot. Tijd en geschiedenis kunnen niet worden stil gezet.
Deze terminal is ons belangrijkste visitekaartje. De meeste bezoekers komen aan en vertrekken hier. Terminals moeten zich internationaal kunnen meten, toeristen aanspreken en ambitie uitstralen. Hato mist dat volledig, dit gebouw is zonder enige allure, rommelig, armzalig, oncomfortabel en bijna alles zit verkeerd. Een land met ambitie laat het ontwerpen van prestigieuze objecten over aan internationaal toptalent, wij laten dat doen door derderangs tekenaars, of doen opdrachtgevers en aannemers het zelf met Samson-krijtjes op de achterkant van en een sigarenkist. Opnieuw is de architect die de verbouwing (vernieuwing is een te groot woord) ontwerpt anoniem. Een onderdeel hiervan voorziet in winkels langs de weg tussen het hoofdgebouw en de parkeerplaatsen. Geen hal zoals op Schiphol, maar afzonderlijke pandjes met rode pannen en witte schoorstenen als Nederlandse arbeiderswoningen uit het einde van de negentiende eeuw. Nog treuriger is, dat het wachten voor het ophalen van aangekomen passagiers onveranderd blijft. Langs die slapende bewaker, lopen vermoeide reizigers met knipperende ogen naar buiten tot de colonnade waar hekjes hen nog even kunnen afscheiden van familie, vrienden, bekenden en anderen die zich onder witte gespannen zeiltjes soms uren moeten zien te beschermen tegen zon en regen. Ook hier geen spoor van comfort. Blijkbaar blijft deze Afrikaanse ellende ongewijzigd. Maar wel wordt de incheckhal afgesloten en voorzien van airco. Dit is wel het laatste waar deze hoge grote ruimte om vraagt. Leg liever een isolerend hoog dak over die vierkante binnenplaats met eromheen enkele cafés. Dan zit je daar straks heerlijk voor je biertje in geventileerde schaduw.
Geen gebouw ontkomt aan voor- en achterkanten. Wat je na de landing als eerste ziet, is de voorkant van het visitekaartje en juist daar heeft het gebouw totaal geen smoel. Dan die tuitgevels langs de parkeerplaatsen aan de andere kant. Die zijn, hoewel banaal, niet geheel onsmakelijk. Hier zit de voorkant dus aan de achterkant, de gevels lijken verwisseld. Dat gebeurt als tekenaars gaan ontwerpen en niemand hun tekeningen kan beoordelen. Iets dergelijks zie je straks bij het HNO, het nieuwe ziekenhuis. De voorgevel tegen de achterkant van het smerige Colon. Die had moeten uitzien over de cruiseschepen en de zee. Een hoofdregel in de Stedenbouw zegt: voorkant tegen voorkant, achterkant tegen achterkant. Een architect die daar niet op let is een eikel. Onder druk van deze aannemer ontstaan, zal je blijven zien dat dit ontwerp niet op deze plek bedoeld was. Dat geldt niet voor de terminal, dat is gewoon een slecht gebouw waar niets meer aan te doen is.
Carlos Weeber (architect),
Curaçao