Kortgeleden stelde Robert van Buiren in een ingezonden stuk dat de literaire nalatenschap van Boeli van Leeuwen ‘vanzelfsprekend op Curaçao thuishoort’. Dat lijkt mij ook. Deze dagen heb ik gemerkt (mijn mailadres werd erbij vermeld) dat een onverwacht groot aantal mensen hierop instemmend via mail, telefoon en ingezonden stukken heeft gereageerd.
Kennelijk leeft dit onder de mensen. Natuurlijk heeft de familie het volste recht ermee te doen wat ze wil en adviseurs en bemiddelaars in de arm te nemen die haar daarin willen bijstaan. Inmiddels begrijp ik dat ook Boeli zelf het geen slecht idee vond dat zijn literaire nalatenschap in het Letterkundig Museum van Den Haag zou worden gedeponeerd. Dat betekent echter niet dat het publiek er verder niets mee te maken heeft.
Ooit heeft Boeli besloten met zijn literaire werk naar buiten te treden. Zijn romans werden gepubliceerd, gelezen en gewaardeerd. Zo is hij een publieke figuur geworden, deel van de Curaçaose culturele en literaire historie. Een persoon waar Curaçao terecht trots op is. Zijn romans zijn tot op de dag van vandaag een bron van inspiratie, reflectie en bewustwording voor zeer veel mensen hier. Tegen die achtergrond is het ongewenst dat het archief van een zo belangrijk schrijver naar het buitenland verdwijnt.
Nota bene is Curaçao bezig iets aan 'natievorming' te doen. Curaçao moet alles in het werk stellen hier een eigen Letterkundig Museum op te richten dat aandacht schenkt aan de uitzonderlijk grote letterkundige productie van Curaçao met zijn 130.000 inwoners (Cola Debrot, Pierre Lauffer, Charles Corsen, Louis Daal, Tip Marugg, Boeli van Leeuwen, Elis Juliana en dan de vele schrijvers en dichters nog in leven) Dat bij gebrek aan een goed onderkomen het archief van Boeli van Leeuwen in bruikleen wordt gegeven aan een museum in Den Haag, is als tijdelijke oplossing oké.
Maar het is in het Curaçaose publieke belang dat duidelijke afspraken worden gemaakt dat het archief teruggaat naar Curaçao zodra het hier beheerd kan worden. Indien de familie en hun adviseurs het daarmee niet eens zijn, dan zij het zo. Op zijn beurt heeft het publiek het volste recht te laten weten dit zeer te betreuren en de familie te verzoeken het besluit nog eens kritisch onder de loep te nemen. Het argument van de adviseurs dat het archief in Nederland voor meer mensen toegankelijk is, slaat nergens op.
Ook op Curaçao wonen mensen die het archief willen inzien en van Nederlanders, die massaal naar Curaçao reizen voor een straaltje zonlicht, mag verwacht worden dat ze die reis ook willen maken om zich door dit archief te laten voorlichten. Dan de vraag of alle archieven van in het Nederlands schrijvende auteurs in Nederland thuishoren. Dit argument riekt naar inhaligheid. Wat is het meest wezenlijk van waarde? Het werk en de persoon inhoudelijk gezien, of de taal waarin de persoon zich uitdrukt? Mij dunkt het eerste.
In Nederland is Boeli vrijwel onbekend. Hier is hij een begrip. Daarbij komt dat de geschiedenis van Curaçao moeilijk kan worden losgezien van het Nederlands dat eeuwenlang als belangrijke taal werd gesproken. Overigens denk ik dat het Letterkundig Museum in Den Haag begrip ervoor heeft dat de nalatenschap van een Curaçaos schrijver op Curaçao thuishoort. In Nederland wordt alles gedaan om archieven van bekende schilders en schrijvers vanuit het buitenland naar Nederland terug te halen. Ik neem aan dat niet met twee maten wordt gemeten.
Brede Kristensen,
Curaçao