Veel te doen over het feit dat iemand van de marine aan de bel heeft getrokken over de zwarte Isla-uitstoot die over zijn huis trok. Diverse media hebben er aandacht aan besteed. Hulde voor deze man. Hij moet een voorbeeld zijn voor ons allen. Het echte nieuws was natuurlijk iets heel anders, namelijk de officiële reactie van de marine bij monde van marine-woordvoerster Van der Maas: ,,Er is niet echt iets aan de hand. De marine heeft dan ook geen reden om daartoe actie te ondernemen.”
Ik wil hierbij, om logisch correct te blijven, direct aantekenen dat uit het (voor mij althans) oorspronkelijke bericht in het AD (9 november) niet echt duidelijk wordt (dat kan liggen aan het AD en/of aan de woordvoerster) wat exact ‘niet echt iets aan de hand’ betekent (het is een formulering die net zo troebel is als de zwarte rook) en wat er met de term ‘daartoe’ wordt bedoeld. Is er niet echt iets aan de hand met de door de marine geconstateerde ongerustheid bij ook andere personeelsleden over de zwarte rook en/of bedoelt de marine dat er niet echt iets aan de hand is wat betreft negatieve gezondheidseffecten van die zwarte rook die regelmatig over hun huizen scheert en die de ongerustheid veroorzaakt?
Dit logische onderscheid verandert niets aan het feit dat die zwarte Isla-rook achttien vroegtijdige doden per jaar genereert en dus dodelijk ongezond is. Of er nou gemeten wordt of niet, of personeelsleden van de marine zich er zorgen om maken of niet, dat dodelijk effect is er. Zelfs als ze zich er geen zorgen om maken blijft het objectieve bestaan van die gezondheidseffecten boven water.
Als de marine doelt op de ongerustheid onder haar personeelsleden en dienaangaande concludeert dat er niet echt iets aan de hand is en dus over zal gaan tot de orde van de dag, ontkent zij die objectief bestaande gezondheidsschade en continueert zij daardoor stilzwijgend zeer ongezonde woonomstandigheden. Als de marine doelt op de zwarte rook en daarover zegt dat er niet echt iets aan de hand is, gebeurt er precies hetzelfde.
In beide gevallen komt het marinestandpunt praktisch neer op de uitspraken die we tig keer per jaar uit de mond van Isla-papegaai Kenneth Gijsbertha kunnen horen. Aldus manifesteert de marine zich als beschermvrouwe van Isla.
Dat kan ook niet anders, want als de marine het niet meer zou pikken, krijgt Plasterk het wel heel moeilijk met zijn stelling dat achttien vroegtijdige Isla-doden per jaar slechts een interne aangelegenheid is van het autonome Curaçao.
Hans van Hulst,
Curaçao