Mijn eerste, enige en laatste publieke reactie aan Rudy Sprock op zijn ingezonden stuk naar aanleiding van mijn eigen ingezonden stuk onder dezelfde titel.
Ten eerste: in mijn eigen ingezonden stuk heb ik de naam DAE niet eenmaal genoemd. Maar dat doe ik nu. En dat doe ik omdat Rudy Sprock Insel Air, die ik ook niet eenmaal genoemd heb, met insinuaties op het persoonlijke vlak erbij betrokken heeft. Toen de ministers Palm en Balborda beiden, op grond van een besluit van de voltallige ministerraad, in de media hadden bekendgemaakt dat de overheid geen geld meer in DAE zou steken, zijn er twee acties gevolgd. Eén actie van de heer Adriaens en een actie van Insel Air. Ofschoon beide genoemde ministers het overheidsbeleid van de regering bekend hadden gemaakt, heeft Adriaens zich daarna toch nog geroepen gevoeld om aan zijn RvC een verzoek tot goedkeuring voor een leningsgarantie aan de Girobank t.b.v. DAE in behandeling te willen nemen. Maar het was Insel Air die zich een sociale partner heeft getoond jegens de gedupeerde werknemers van DAE door meer dan 50 procent van het personeelsbestand van DAE op zijn eigen payroll over te nemen. Insel Air staat volkomen buiten deze controverse over het niet-verlengen van het dienstverband van Adriaens en is er gewoon met laag-bij-de-grondse insinuaties op het persoonlijke vlak bijgesleept door Rudy Sprock. Insel Air heeft zich derhalve een betere sociale partner dan de Holding getoond door onder moeilijke financiële omstandigheden toch hulp te bieden voor het ontbreken van een vangnet van overheidswege met een werkeloosheidsuitkering voor onvrijwillig werkloos geworden mensen op Curaçao. Dit in vergelijking met de Holding die onze gemeenschapsgelden op onverantwoorde wijze heeft besteed.
Ten tweede: t.a.v. de kwestie Air Berlin is het wel zo dat de opsomming van de punten A, B, C, D en E voor de procedure van het verlenen van stoelengaranties nauwkeurig is weergegeven, maar……..in het geval van de eerste garantie aan Air Berlin is die procedure niet gevolgd. Het was de toenmalige minister Hakim die op een dienstreis in Duitsland ‘out of a clear blue sky’ een stoelengarantie aan Air Berlin had toegezegd, zonder enige ruggespraak vooraf met de Holding, althans de toenmalige RvC van de Holding heeft geen enkel voorafgaand goedkeuringsverzoek dienaangaande ontvangen. Daardoor was de RvC naderhand gedwongen die stoelengarantie goed te keuren omdat anders de Holding zou blootstaan aan een schadevergoedingsvordering van Air Berlin. De beweerdelijk gunstige impact op onze economie van die Air Berlin-vluchten die door de Holding daarna in een pr-campagne in de media werd gepubliceerd, is door diverse financiële deskundigen ontzenuwd in cijfermatig onderbouwde argumenten. Onder andere dat Air Berlin door de stoelengarantie in staat gesteld was om tickets ver onder de kostprijs aan te bieden voor 300 euro retour. Voorts dat dit een vorm van oneerlijke concurrentie jegens KLM en Arkefly was en tot slot dat dit grotendeels een verschuiving in het passagiersaanbod van KLM en Arkefly naar Air Berlin teweeg had gebracht. Maar dat wordt gemakshalve door Rudy in zijn betoog buiten beschouwing gelaten. Ik zeg daarom zelf niet: ,,Nasser Hakim, thank you for a job well done.” Ik zeg: ,,It was a lousy job.” Rudy Sprock insinueert dat een van mijn vele stokpaardjes mijn kritiek op het beleid van Hakim was. Dat klopt en vloeit voort uit mijn kritische commentaren op het favoriete stokpaardje van minister Hakim destijds, te weten het toeristische ruimtereizenproject van de Drostegroep.
Het is wel buitengewoon jammer dat mijn voorspellingen en waarschuwingen aan Hakim van nu vier jaar geleden, zijn uitgekomen. Wij zijn vier jaar verder, de Holding heeft plm. 1,3 miljoen gulden in het project gestoken, Curaçao heeft geen stuiver aan het project verdiend. Pikant detail in dit geheel is dat de Holding in haar beleidsplan gedateerd 5 november 2012, toch weer de ontwikkeling van een spaceport op Hato airport heeft voorgesteld, terwijl zelfs ten tijde van de regering Schotte reeds een besluit was genomen in de toenmalige ministerraad dat Curaçao geen verdere investeringen zou doen in dit project. Dit beleid bleef gehandhaafd gedurende de volgende interim-regeringen en het huidige bewind. Dat het door Adriaens aangeboden beleidsplan door de regering werd afgewezen, moest toen al voldoende duidelijk hebben gemaakt aan Adriaens dat de regering geen genoegen zou nemen met een voortzetting van zijn recalcitrante beleid. Dat had niets te maken met politieke vervolging, maar met de uitoefening van de wettelijke aandeelhoudersbevoegdheid om het financieel-economisch beleid voor alle overheids-nv’s vast te stellen.
Marguérite Nahar, Curaçao
1