loderwijkgerhartsIn de eetzaal hadden wij van de KNSM de eretafel. In het midden. Vier man sterk.
Tegen de muur waren nog wat tafeltjes voor de mindere goden. Op een zekere dag kwam de kok met een schaal waarop een groot stuk heerlijk gebakken vis en hij liet die aan ons zien. Rietsma pakte de schaal beet, hakte de vis in vier stukken, gaf elk van ons een stuk en gaf de lege schaal terug. Dat was wat! Het was de bedoeling dat wij het kunststuk zouden bewonderen en teruggeven, waarna de vis onder alle gasten verdeeld zou worden. De eigenaar en alles wat tot het personeel behoorde, kwamen om de hoek kijken wat er met die mooie vis gebeurd was. Hij smaakte perfect, maar ik schaamde mij diep.
Na het vertrek van Jongbloed begon ik een grote ‘schoonmaak’ op kantoor. Alles werd uit de brandkast gehaald, de metalen platen met een doek schoongewreven en zo ging alles weer op de plaatsen waar ik de spullen wilde hebben.
Daarna mijn lessenaar. We hadden nog cilinderbureaus. Daaronder allerlei vakjes (stofnesten waren dat) en aan beide zeiden drie laden. Waarschijnlijk was dit bureau nimmer schoongemaakt, want na kantoortijd ging de roltop omlaag en werd die op slot gedaan. Alles wat onder de roltop was eruit gehaald en toen moest het stof er uit. Ik had een kleine stoffer nodig en ik vroeg Jongbloed of er ergens zo'n ding was. ,,Ja", zei Jongbloed, ,,juffrouw de Jongh heeft er een. Maar ze spreekt niet goed Nederlands, dus vraag het maar in het Papiaments.” ,,Kan jij dat voor me vragen want ik spreek nog geen woord Papiaments, behalve ‘si’. ,,Neen”, zei Jongbloed, ,,ik heb geen tijd, ik moet naar de Venezolaanse consul, want een schip moet weg. Maar luister, je zegt: juffrouw de Jongh, juffrouw por fiami juffrouw su pushi pretu? (Juffrouw de Jongh, wilt u mij uw zwarte poesje even lenen?) En dan krijg je het wel en je krijgt ook een tien voor het zo snel leren van een nieuwe taal.”
Ik naar juffrouw de Jongh, een klein aardig kind: ,,Yùfrou de Jongh, yùfrou por a fia......... por a fiami yùfrou su pushi........ un pushi pretu?" Weg was juffrouw de Jongh. Zat onder de tafel. Ze kwam weer boven: ,E di.” Hoeiii een lachbui. ,,E di si mi por.” Hoeiii, daar ging ze weer half onder de tafel. ,,E di si e por fia mi pushi pretu.” Hoeii hoeii. Ze kwam haast niet bij. Ik heb waarschijnlijk eerst geen onbenullig gezicht getrokken, doch toen de hele tent aan het bulderen was geslagen, begon mij een licht op te gaan en hikkende ben ik naar mijn plaats teruggekeerd zonder 'pushi pretu'. Het stoffertje werd mij door de loopjongen gebracht. Maar het heeft lang geduurd voor ik juffrouw de Jongh zonder lachen (wederzijds) kon passeren, waar dan ook. Maar dit geval brak het ijs. Het was nog niet voorgekomen dat een nieuweling in Papiaments op zo'n manier zijn entree maakte. En aangezien Willemstad in die tijd toch maar een groot dorp was, waar nieuws en roddelpraat van mond tot mond werd verbreid, werd het verhaal hoe langer hoe mooier.
Ik was door de directie uitgekozen omdat ik van Comptabiliteit kwam, ervaring in de boekhouding had opgedaan, na het behalen van mijn praktijkdiploma's en ik moest proberen wat orde op zaken te stellen. Maar elke wijziging moest door de baas goedgekeurd worden.
Maar de heer Kiés, een uitstekend organisator die het kantoor in Cristobal (Panama Canal Zone) had opgericht en tot een perfecte organisatie had gemaakt, had van boekhouden geen flauw benul. Omdat hij van de afdeling Comptabiliteit Amsterdam brief op brief kreeg met op- en aanmerkingen werd het woord boekhouding als een rode lap op een stier. Dat hij nu een vent kreeg uitgerekend van die afdeling, zat hem danig dwars. Alleen daarom al konden botsingen in het begin niet uitblijven. Hij schreef ellenlange brieven aan de directie. Wij hadden geen stenotypiste. Die waren in die tijd te Curaçao onvindbaar. Dus hij schreef de concepten in duidelijk handschrift op gelinieerd papier en zodra een vel vol was speldde hij met twee spelden het volgende vel er aan vast en zo ontstonden conceptbrieven die meters lang waren. Er gingen soms brieven uit van 20 of meer getikte vellen. Later, toen ik hem beter kende en hij mij, zei ik hem dat die lange brieven niet gelezen werden. Ik ried hem aan korte brieven te schrijven en elk onderwerp in een brief te verwerken. Maar dat deed hij niet. Alles wat hij voorstelde ging in één lang epistel, over de kantoororganisatie, de Westwerf, de haven, de bouw van een eigen kantoor, enzovoort.
Op een keer wilde ik hem iets voorstellen betrekking hebbende op de kas van de Westwerf. Hij zat te schrijven en zei: ,,Vertel het maar.” Ik deed mijn verhaal en toen zei hij: ,,Zeg het nog een keer.” Dat gebeurde en toen legde hij zijn pen neer en zei: ,,En nu nog een keer." Waarschijnlijk ben ik toen al wat rood aangelopen, maar ik deed het korte verhaal voor de derde keer. ,,Is dat Nederlands wat jij spreekt?”, riep hij uit. ,,Ga er uit, verdwijn, ga je Nederlandse taal leren.” Hij had natuurlijk geen jota begrepen van hetgeen ik wilde en op deze manier dacht hij van mij af te zijn. Ik naar mijn brandkast, deed die op slot. De lessenaar volgde, trok mijn jas aan en ging aan boord van de ‘Crijnssen’, die aan de Kleine Werf van de Curaçao Trading lag en ging daar thee drinken. Om iets na vier uur kwam ik terug. ,,Waar ben jij geweest?”, schreeuwde Kiés mij toe. ,,Ik? Ik ben aan boord van de ‘Crijnssen’ geweest om de Nederlandse taal te leren. Ik spreek het nu perfect”, was het antwoord. ,,Ga aan je werk, ga aan je werk en onmiddellijk.” Dat was kwestie nummer een.
Een paar weken daarna zei hij: ,,Weet je wat je bent? Een prul, een nietsnut. Ik heb nog nooit zo'n idioot van Amsterdam ontvangen als jij bent.” Ik gaf geen antwoord, ging naar mijn plaats, deed de brandkast dicht, het bureau ook, nam de sleutels en kwakte die op de lessenaar van Kiés neer. ,,Wat moet dat betekenen?”, riep hij me toe. ,,Dit zijn mijn sleutels. Ik ga mijn koffers pakken. Vanmiddag komt de ‘Breda’ binnen, die naar Amsterdam gaat. Daar stuurt u mij mee terug en vertelt aan de directie dat ik een prul en nietsnut ben. Maar u moet wel goede argumenten gebruiken want ik heb zeven jaar in Amsterdam gewerkt en had een tamelijk goede naam, anders gelooft men u niet.”
,,Pak je sleutels, en ga aan je werk. En wanneer je terug moet naar Amsterdam dan zal ík dat wel zeggen en niet jij. Ga weg, aan je werk.” Nadien heb ik geen moeilijkheden meer gehad.
Zoals ik al zei was het eigenlijk een vieze boel in dat hotel. Op de nieuwjaarsreceptie van gouverneur Brantjes had ik kennis gemaakt met Jaap Bodenburg Hellmund, advocaat, en deze liet mij weten dat hij een kamer vrij had en dat ik, indien ik dat wenste, in pension kon komen. Dat was niet tegen dovemansoren gezegd en ik verhuisde dan ook naar dit gastvrije huis, in de Breedestraat, Otrobanda. Een heerlijke ruime kamer, met een badkamer waar men kon mandiën, zoals men dat in Oost-Indië gewend was en met behoorlijke maaltijden.
Er waren in die tijd niet meer dan vier advocaten in Willemstad, die zaken van hun cliënten voor het Gerecht in Eerste Aanleg (of later voor het Hof van Justitie) mochten bepleiten. Dat waren Massa Jonckheer, Papachi Sutherland, Monsanto en Jaap Bodenburg Hellmund. De toga's van deze heren hingen in de advocatenkamer van het stadhuis en er waren er bij die zo oud en vuil waren dat men ze op de grond kon neerzetten en dan bleven ze staan.
De familie bewoonde de bovenverdieping van een huis dat eigendom was van G.W. de Jongh, agent van Ford, die beneden een showroom had. Het was een oud perceel, maar goed onderhouden. De zaal lag aan de straat; buiten was een balkon. Achter de zaal was een patio, waaromheen de slaapkamers waren, alsmede de keuken en badkamer. De keuken was rood geschilderd en de muren waren versierd met grote witte ballen. Naast de keuken was de eetzaal. De zaal had een plafond van kalk, keurig glad gestreken en voorzien van figuren. De keuken en eetzaal hadden geen plafond. Zware eikenhouten balken droegen het dak.


Week toppers

Het Antilliaans Dagblad is de enige lokale Nederlandstalige ochtendkrant van Curaçao, Bonaire en Aruba. Op Sint Maarten, Sint Eustatius en Saba, alsmede in Nederland en andere landen is een online-abonnement eenvoudig mogelijk via online.ad.cw

antdagblad-logo


Print-abonnee worden of voor meer algemene informatie? Stuur dan een mail naar [email protected]. Met naam, adres en telefoonnummer. Abonnementsprijs is ANG 35,00 inclusief OB per kalendermaand. Print-abonneren is alleen mogelijk op Curaçao.