Eindelijk wet met aandacht voor leerlingen met speciale behoeften
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Het proces om te komen tot een beleid voor het speciaal onderwijs (so) is een langdurig proces van beleidsontwikkeling geweest. Zo begint de uitleg in de Memorie van Toelichting (MvT) op de Landsverordening speciaal funderend onderwijs.
De wet is aan de Staten aangeboden en daarmee is het speciaal onderwijs ‘eindelijk’ in wetgeving vastgelegd. De Landsverordening is gebaseerd op het beleidsdocument ‘Ku Tur Derechi’, daterend van 2014.
Dat het zo lang heeft geduurd, heeft ermee te maken dat bij de Landsverordening funderend onderwijs (fo) ‘het uitgangspunt was dat leerlingen die extra zorg nodig hebben, zo veel mogelijk binnen het fo zelf opgevangen moeten worden door middel van groepering van leerlingen, zorgverbreding en additionele voorzieningen’. Met leerlingenzorg zou (meer) inclusief onderwijs op het niveau van het fo plaatsvinden. Bestaande scholen voor so moesten uitgroeien tot expertisecentra. Ook bij de nu ingediende wet is uitgegaan van de Landsverordening fo. ,,De reden hiervoor is dat het beleidsplan is geschreven vanuit een basis van inclusiviteit. Het doorverwijzen van leerlingen naar het speciaal funderend onderwijs (sfo) geschiedt alleen wanneer het nodig is. Het curriculum dat wordt aangeboden aan leerlingen in het sfo is zo veel mogelijk afgeleid van het onderwijs dat in het fo wordt aangeboden, aangepast op de behoeften van de individuele leerling in het sfo”, zo is de uitleg.
Toch is de keuze gemaakt om een aparte landsverordening te maken. De MvT: ,,Alleen al om het belang van het so te benadrukken wordt het van belang geacht voor deze leerlingen een ‘eigen’ landsverordening vast te stellen. De doelgroep van het sfo is daarnaast dermate anders dan die in het fo, dat dit ook andersoortig onderwijs met zich meebrengt. Het onderwijs is specialistischer, individualistischer en vooral maatwerk. De eisen aan de leerkracht en leeromgeving, de inrichting en organisatie van de school zijn dusdanig anders dan het fo, dat afzonderlijke regeling voor het sfo wenselijk is.”
Onder het kopje ‘doelstelling’ wordt nog eens uit de doeken gedaan waarom er toch aparte wetgeving nodig is. ,,De situatie met betrekking tot het onderwijs voor kinderen met een beperking op Curaçao is, ondanks de grote inzet en motivatie van leerkrachten, problematisch. Te veel kinderen met een beperking wordt het perspectief op toegang tot of participatie in het onderwijs ontnomen. Dit blokkeert een optimale ontwikkeling, die het mogelijk zou moeten maken deel uit te maken van de maatschappij en een arbeidsleven te hebben. Het sfo heeft dan ook tot doel de leerling met een beperking de mogelijkheden te bieden zich ten volle te ontplooien uitgaande van de individuele verschillen en behoeftes en rekening houdend met de beperking(en) van elke leerling.”
Ten aanzien van leerkrachten wordt gesteld dat die ook een speciale bevoegdheid moeten hebben, namelijk ‘naast de basisopleiding tot leerkracht fo, een vervolgopleiding so’. ,,De zittende leerkrachten en de directeuren in het sfo die niet beschikken over een specialisatie in het so, zullen binnen vijf jaar na de inwerkingtreding van deze landsverordening via een applicatiecursus het diploma leerkracht sfo moeten behalen om bevoegd te kunnen worden. De kosten van deze applicatiecursus zijn geraamd op 1.000 gulden per leerkracht. Het aantal zittende leerkrachten en directeuren is momenteel 150. De extra kosten voor de overheid als gevolg van de vereisten van deze landsverordening in dezen zijn geraamd op 150.000 gulden. Deze kosten worden als prioriteit aangemerkt in de ministeriële beschikking van de Stichting Nascholing Onderwijsgevend en Onderwijsondersteunend personeel Curaçao (Snooc).”
Voor het bekostigen van de nieuwe vormen van speciaal onderwijs (zie kader clusterscholen) wordt een bedrag gehanteerd van 25.000 gulden per leerling per schooljaar. ,,De schatting is dat het hier gaat om maximaal tien leerlingen uit cluster 1 en twintig leerlingen uit cluster 4 die momenteel geen regulier onderwijs (kunnen) volgen. Voor het aanbieden van dit onderwijs aan deze leerlingen, zijn de kosten geraamd op 750.000 gulden op schooljaarbasis. Deze kosten moeten worden opgevangen binnen de begroting van het ministerie van Onderwijs, Wetenschap, Cultuur en Sport (OWCS).” Tot slot staat er in de MvT dat leerlingen worden geplaatst door de al bestaande verwijzingscommissie.
Overigens blijkt uit de MvT dat rekening is gehouden met de inbreng van schoolbesturen en het advies van de Raad van Advies.
Onderverdeling in clusters...
Wilt u het vervolg van dit artikel lezen? Neem een online abonnement op de krant.