Rechter: Ook bij tijdig beroep hadden eisers geen gelijk gekregen
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Hoewel het gerecht heeft geoordeeld dat het door Pro Monumento (ProMo) en Amigu di Tera (AdT) ingestelde beroep tegen de verleende vergunning maritiem beheer inzake de ontwikkelingen bij Zakitó niet-ontvankelijk is, heeft de rechter wel de aangevoerde beroepsgronden uitgebreid - en geheel ten overvloede - besproken. Hierin komt naar voren dat ook als het beroep wél ontvankelijk geweest zou zijn, het gerecht de eisers geen gelijk zou hebben gegeven.
Het vonnis leverde veel informatie op, die tot dan toe niet op verzoek - laat staan proactief - door de ontwikkelaar Royal Holding Company II, of door het verantwoordelijke ministerie van Verkeer, Vervoer en Ruimtelijke Planning (VVRP), werd verstrekt. Een deel hiervan was gisteren al te lezen in het Antilliaans Dagblad.
In het vonnis vermeldt de LAR-rechter (Landsverordening Administratieve Rechtspraak) dat een groot aantal van de door ProMo en AdT aangevoerde beroepsgronden niet raken aan de vergunning maritiem beheer. ,,De Landsverordening maritiem beheer ziet immers niet op het binnenwater”, zo is de redenatie. Daarnaast voert de rechter aan dat een dergelijke vergunning geen betrekking heeft op de genoemde faciliteiten, zoals de aanleg van een of meer stranden, watersportvoorzieningen of het plaatsen van pompen. ,,Dat betekent dat deze beroepsgronden niet had kunnen leiden tot de conclusie dat de vergunning maritiem beheer ten onrechte is verleend”, aldus de rechter.
ProMo en AdT voerden echter ook beroepsgronden aan die wel degelijk met de vergunning maritiem beheer van doen hebben. Ondanks dat het beroep dus niet-ontvankelijk is verklaard, omdat het te laat is ingediend, legt de rechter wel uit dat, ook als het beroep wel ontvankelijk zou zijn, de beroepsgronden niet zouden slagen.
In de kern komt het erop neer dat de eisers vinden dat de verleende vergunning negatieve gevolgen heeft voor het maritiem milieu en de natuur van het Zakitó-gebied. De rechter legt uit dat een vergunning maritiem beheer alleen wordt geweigerd als het belang van het maritiem milieu en/of de natuur op onoverkomelijke wijze in het gedrang zou komen door verlening van de vergunning. ,,Dat deze belangen door vergunningverlening negatief worden beïnvloed is daarvoor dus onvoldoende”, zo concludeert het gerecht.
In het vonnis wordt stilgestaan bij het betoog door de eisers dat de aanleg van de golfbreker schade zal toebrengen aan de koralen en dat bij de graaf- en baggerwerkzaamheden moet worden voorkomen dat vervuild slib de zee instroomt.
Het gerecht vermeldt dat die zorgen ook door het ministerie van Gezondheid, Milieu en Natuurlijk (GMN) worden gedeeld. Zij hebben daarom advies uitgebracht, dat vervolgens is verwerkt tot voorwaarden die in de verginning zijn opgenomen. Zo moet de vergunninghouder vertroebeling tijdens de werkzaamheden tegengaan, om de koraalpopulatie in stand te houden. Ook moet er tijdens de werkzaamheden voor worden gezorgd dat er geen effluent (gezuiverd afvalwater) op het rif terecht komt.
Royal Holding lichtte aanvullend nog toe dat er uitsluitend tijdens opkomend tij wordt gewerkt, ter bescherming van het koraal. En op het moment dat Aqualectra water aan het lozen is, zullen de werkzaamheden worden stilgelegd. Daarnaast zegt de ontwikkelaar ervoor zorg te dragen dat stof, dat vrijkomt bij de te plaatsen verversingsduiker, niet zeewaarts richting het koraal zal stromen.
Ook hebben de eisers betoogd dat het verboden moet worden om ter plaatse aanwezige mangroven te verwijderen, aangezien die van groot belang zijn als broedplek van vissen en vogels. Maar ook hiermee is volgens de rechter rekening gehouden in de vergunning, omdat het verplicht is dat bij de verwijdering van mangroven, deze elders moeten worden aangeplant.
,,Mede gelet op de hiervoor genoemde voorwaarden die de minister aan de vergunning heeft verbonden, leidt wat eisers hebben aangevoerd niet tot de conclusie dat de belangen van het maritiem milieu en de natuur op onoverkomelijke wijze door vergunningverlening in het gedrang komen”, zo oordeelt de rechter.
,,De grond om een vergunning maritiem beheer te weigeren doet zich dus niet voor”, wordt dan ook geconcludeerd. ,,Als het gerecht het beroep van eisers wel inhoudelijk zou hebben beoordeeld, dan zouden eisers van het gerecht dus geen gelijk hebben gekregen.”