DNB betrokken bij beoordeling plan Curaçao afwikkeling Ennia Leven
Van onze redactie
Willemstad - Net als bij de beoordeling van de oorspronkelijk door Curaçao en Sint Maarten beoogde doorstart van Ennia Caribe Leven (ECL) deze zomer, zal bij de beoordeling van de gecontroleerde afwikkeling zoals die nu door de landen en de Centrale Bank CBCS wordt voorgesteld, worden samengewerkt met experts van het Haagse ministerie van Financiën en De Nederlandsche Bank (DNB).
Dit stelt staatssecretaris Alexandra van Huffelen (D66) op vragen vanuit het Nederlandse parlement. ,,De experts zullen beoordelen of de voorgedragen oplossing financieel solide en duurzaam is. Daarbij wordt gekeken naar de financiële onderbouwing van het voorstel, de risico’s, de juridische constructie en de gevolgen voor polishouders.”
Het betreft ‘grotendeels vertrouwelijke informatie die alleen door onze experts wordt ingezien en niet openbaar kan worden gedeeld. ,,Voor mij is het belangrijk dat de belangen van polishouders zoveel mogelijk worden beschermd en dat het voor de landen heel helder wordt welke financiële bijdrage aan hen wordt gevraagd.”
Niet alleen de komende paar jaar, voegt zij eraan toe, maar totdat alle pensioenrechten zijn uitgediend. Indien dat knelpunten oplevert voor de begrotingen van de landen zal het College financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten (Cft) daarover adviseren.
Door Kamerleden werden de vragen gesteld: ,,Als Curaçao een plan voor de afwikkeling van Ennia presenteert: Welke expertgroep betrekt u en wat kan de rol van De Nederlandsche Bank daarbij zijn? Kunnen wij de opdracht van de expertgroep ontvangen en tijdig geïnformeerd worden over hun adviezen?” Ook willen Nederlandse parlementariërs weten welke criteria de staatssecretaris hanteert om de voorstellen te beoordelen. En: ,,Hoe zal de herfinanciering de financiële situatie van toekomstige generaties op de eilanden Sint Maarten en vooral Curaçao beïnvloeden?”
Nederland en de landen hebben het afgelopen jaar en met name de afgelopen maanden intensief met elkaar gesproken, zowel op ambtelijk als bestuurlijk niveau. Op 15 mei jongstleden heeft Nederland zijn aanbod voor de herfinanciering van de covidleningen ook schriftelijk gedeeld met Curaçao, Aruba en Sint Maarten. In dit aanbod zijn de verschillende voorwaarden per land opgenomen om een beroep te kunnen doen op de verschillende leenvoorwaarden met een lage, middelhoge en hoge rente.
Vanuit de landen en Nederland zijn vervolgens verschillende voorstellen over en weer gedaan, waarbij veelvuldig is overlegd over de draagkracht van de landen, een oplossing voor Ennia en de consequenties hiervan voor de herfinanciering van de covidleningen.
,,Van Curaçao heb ik geen concrete voorstellen ontvangen voor de herfinanciering, maar enkel reacties op de modaliteiten van het leningaanbod van Nederland. Vervolgens hebben wij verschillende keren overlegd over de modaliteiten. Op 10 oktober heb ik van Curaçao een brief ontvangen met het bericht dat Curaçao voorwaardelijk akkoord gaat met de leenovereenkomst ter kortlopende herfinanciering.”
Hierbij stelde Curaçao onder andere als voorwaarde dat het, na uitwerking van de Ennia-oplossing door de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS), met terugwerkende kracht een beroep wilde doen op 3,4 procent rente op de covidlening.
Hierna is het overleg tussen Curaçao en Nederland hervat. Uiteindelijk heeft de staatssecretaris op 16 oktober een getekende leenovereenkomst ontvangen van Curaçao en heeft zij de Kamer daar op 17 oktober schriftelijk over geïnformeerd.
,,Met Sint Maarten verliepen de onderhandelingen voortvarend, de leenovereenkomsten zijn in overleg opgesteld, waarbij de vragen van Sint Maarten over de leenovereenkomst zijn beantwoord en rekening is gehouden met de belangen en wensen van zowel Sint Maarten als Nederland.”