Bedrag vastgesteld voor Land aan slachtoffer ‘carnavalsmuur’
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De overheid moet nog een saldo van 2,3 miljoen plus de wettelijke rente en proceskosten betalen aan M.V. (nu 59 jaar), die in 2014 tijdens de carnavalsoptocht blijvend verlamd raakte door het omvallen van een muur.
In een gisteren gevallen vonnis is het totaalbedrag berekend op 2,8 miljoen gulden, maar er werd al ruim 500.000 aan voorschot betaald.
Advocaat van M.V., Richard Pols, legt uit dat het verweer van het Land overeen wilde komen om jaarlijks in delen te betalen. Dit is echter door de rechter afgewezen. ,,De hele schadevergoeding moet dus ineens worden betaald. Het bedrag van de schadevergoeding zal worden beheerd door een professionele vermogensbeheerder.”
De zaak is tussen de vrouw en het Land en J.L., eigenaar van het vervallen pand waarvan de muur instortte. In een tussenvonnis werd al vastgesteld dat het Land schadeplichtig is en dit niet kan verhalen op J.L.
Het verzoekschrift van M.V. is van 30 mei 2018. En zo beschrijft het vonnis: ,,Bij eerdere tussenvonnissen (2019) en na deskundigenonderzoek (2020) naar letsel en schade, is geoordeeld dat het Land, dat over de informatie beschikte dat de muur op instorten stond, onrechtmatig jegens de vrouw heeft gehandeld en aansprakelijk is voor de door haar geleden schade. Geoordeeld is daarbij ook dat het Land die schade niet kan afwentelen op de eigenaar van de muur. Bij dit eindvonnis wordt de materiële en immateriële schade vastgesteld en wordt het Land veroordeeld deze aan M.V. te vergoeden, met aftrek van de al eerder aan haar toegewezen voorschotten.”
In een tussenvonnis is partijen verzocht in onderling overleg te treden om tot overeenstemming te komen over de schadeposten. Gebleken is dat het niet gelukt is overleg te voeren en overeenstemming te bereiken. Uiteindelijk is door M.V. een actuaris ingeschakeld om een berekening te maken. Daar heeft het Land later opmerkingen bij gemaakt waarop door de actuaris schriftelijk is gereageerd.
Het Land heeft vervolgens de Stichting Overheidsaccountantsbureau (Soab) om een reactie gevraagd op de berekening van de actuaris. Vastgesteld wordt dat Soab alleen reageert op de actuaris maar niet met een eigen berekening komt. En daarom concludeert het gerecht, dat na het laatste tussenvonnis geen duidelijkheid verkregen wordt en stelt dan zelf de bedragen vast, wat bij elkaar opgeteld neerkomt op 2,8 miljoen gulden en met aftrek van al betaalde voorschotten van meer dan 500.000 gulden, op een bedrag van 2,3 miljoen gulden.