Aruba en Bonaire hebben wel een gerechtelijke toets
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Het gerecht heeft onlangs een ongedocumenteerde Venezolaan in het gelijk gesteld en zijn onmiddellijke vrijlating geëist. Belangrijkste reden is dat de minister van Justitie zijn inbewaringstelling onvoldoende gemotiveerd heeft.
In het vonnis wordt uitgelegd dat motivering heel belangrijk is, omdat in het Curaçaose systeem geen wettelijk geregelde ambtshalve toetsing is van de vreemdelingenbewaring door de rechter. Alleen de vreemdeling zelf kan beroep instellen dat gestoeld moet zijn op de motivering van de minister. ,,Naar het oordeel van het gerecht wordt de motiveringsplicht daarom zwaar gewicht toegekend”, zo wordt benadrukt. En hierin zit ook een verschil met Aruba en Bonaire waar de inbewaringstelling en de voortzetting daarvan op grond van een wettelijke procedure getoetst wordt door de rechter, ook zonder dat de vreemdeling daar om vraagt. De rechter vindt daarom ook: ,,Het is aan de wetgever op Curaçao om daarvoor zorg te dragen en het gerecht doet daartoe dan ook een oproep aan de wetgever.”
In het oordeel van de rechter staat dat de minister van Justitie veelal zorgvuldig handelt, maar op een aantal punten vindt het gerecht dat de werkwijze en beoordeling over de voortzetting van de detentie van ongedocumenteerden beter voorbereid en gemotiveerd moet worden.
Om deze reden wordt in een specifiek geval van een ongedocumenteerde man geoordeeld dat hij onmiddellijk in vrijheid gesteld moet worden. Zijn inbewaringstelling is vanaf het begin onrechtmatig geweest. Want, zo wordt kort samengevat in het onlangs uitgesproken vonnis, Justitie moet bij het horen van de vreemdeling actief vragen naar de persoonlijke omstandigheden van de vreemdeling die relevant kunnen zijn voor de beslissing over de inbewaringstelling. Justitie moet vervolgens goed uitleggen (motiveren) waarom niet met een lichter middel dan met in bewaringstelling kan worden volstaan. Als de vreemdeling vervolgens een beschermingsverzoek indient, moet Justitie opnieuw en zo snel mogelijk de inbewaringstelling beoordelen. Er moet dan bij de vreemdeling nagaan worden of zijn persoonlijke omstandigheden en belangen zijn gewijzigd ten opzichte van het moment van inbewaringstelling. Als besloten wordt tot voortzetting van de in bewaringstelling moet Justitie dat ook weer motiveren. En na zes maanden moet wederom gemotiveerd een nieuwe beoordeling gedaan worden.
Deze motivatie is belangrijk omdat dit de enige basis is waarop een vreemdeling goed een afweging kan maken of hij naar de bestuursrechter wil of niet. De rechter wijst er nogmaals op dat het in bewaring stellen van de vreemdeling een vergaande maatregel is. De Landsverordening toelating en uitzetting (Ltu) bepaalt dat Justitie een vreemdeling in bewaring kan stellen. Justitie moet dus een belangenafweging maken (motiveren, red.), zo wordt nog eens benadrukt.
In het vonnis wordt uitgelegd over de twee omstandigheden die in de ‘Herziene instructie aan de Gezaghebbers’ (HIG) worden genoemd die de bewaring langer dan zes maanden rechtvaardigen. Dat is namelijk als de vreemdeling willens en wetens het onderzoek naar zijn identiteit frustreert of als het zeer waarschijnlijk is dat de vreemdeling korte tijd na het verstrijken van de zes maanden verwijderd kan worden.
Vanuit Justitie is nog aangegeven dat de vaste gedragslijn gehanteerd wordt dat iemand die illegaal Curaçao binnenkomt per definitie in bewaring wordt gesteld en dat alleen als er geen plek is in de strafgevangenis Sentro di Detenshon i Korekshon Kòrsou (SDKK) een lichter middel zoals bijvoorbeeld de meldplicht wordt toegepast. Met betrekking tot het zicht op uitzetting is toegelicht dat er tegenwoordig weer rechtstreekse vluchten zijn tussen Curaçao en Venezuela.