Minister BPD: Werknemers private sector in coronacrisis harder getroffen
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Terugkijkend op de crisis die corona vanaf maart 2020 heeft veroorzaakt, hebben ambtenaren en gelijkgestelden in de publieke sector het met de inkorting van 12,5 procent op hun arbeidsvoorwaarden minder zwaar te verduren gehad dan werknemers in de private sector.
Dat stelt minister Ornelio ‘Kid’ Martina (PNP) van Bestuur, Planning en Dienstverlening (BPD). De inkorting met 12,5 procent was een van de voorwaarden van Nederland voor de verstrekking van liquiditeitssteun aan het autonome Land Curaçao (van alles bij elkaar 911 miljoen gulden) gedurende de coronacrisis.
Martina zegt dat het als ‘signaal’ en ‘uiting van solidariteit’ op zich een goede zaak is, maar vraagt zich wel af of het echt nodig was geweest gezien de relatief beperkte besparing in geldtermen die hier uiteindelijk mee werd gerealiseerd.
De BPD-bewindsman zegt dit in het regeringsprogramma ‘Kiko Bo Ke Men?’ (Wat bedoel je?), waarin overheidscommunicatiehoofd Maharo Isenia de vragen stelt. ,,Als je de balans opmaakt, kun je wel zeggen dat overheidsdienaren een voorkeursbehandeling hebben gekregen ten opzichte van medewerkers in het bedrijfsleven”, aldus Martina, zelf advocaat van beroep.
Een stelling waarin hij bijval krijgt van Etienne van der Horst, tegenwoordig secretaris-generaal van BPD maar in de covidtijd de hoogste ambtenaar van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn (SOAW). Dit ministerie had volop te maken met de crisissituatie.
,,In de private sector waren er mensen die 20 procent of méér van hun loon moesten inleveren of zelfs hun baan kwijtraakten. Ambtenaren hoefden niet op hun salaris in te leveren, maar werden gekort op hun arbeidsvoorwaarden. We were very fortunate.”
Het gaat dan onder meer om minder vakantiegeld en minder vakantiedagen en tijdelijke uitstel van indexering, terwijl anderen in de samenleving zodanig terugvielen dat zij afhankelijk waren van voedselpakketten, zegt Van der Horst relativerend.
Voor politieke gezagdragers, ministers en Statenleden, gold als voorwaarde een inkorting van 25 procent. Maar vanaf nu is dat verleden tijd met het recent door de minister van Financiën getekende ‘Landsbesluit afbouw inkorting arbeidsvoorwaarden gezagdragers’.
Wat rest is de schuld aan Nederland. Daarover zal binnenkort worden onderhandeld; over herfinancieren, want op korte termijn de renteloze liquiditeitssteun terugbetalen is voor de Caribische landen Curaçao, Aruba en Sint Maarten voorlopig een onmogelijke opgave. Dat valt onder verantwoordelijkheid van de bewindsman van Financiën.
Curaçao ontving uiteindelijk 911 miljoen, Aruba 915,5 miljoen en Sint Maarten 292,4 miljoen gulden. Bij elkaar ruim 2,1 miljard. De financiële nood bij de overheden was hoog in 2020 naar aanleiding van de coronapandemie. De pandemie leidde tot een verslechtering van het financieringssaldo van Aruba en de begrotingssaldi van Curaçao en Sint Maarten. Aan de inkomstenkant was sprake van het plotseling wegvallen van belastingbaten. Voor Aruba, Curaçao en Sint Maarten was deze terugval respectievelijk 66 procent, 25 procent en 58 procent. De terugval is met name voor Aruba en Sint Maarten percentueel gezien ongeveer twee keer zo groot.
De daling aan de inkomstenkant ging gepaard met een substantiële stijging aan de uitgavenkant. Met de Nederlandse liquiditeitssteun werden de Landen in staat gesteld een deel van het financierings- en begrotingskort te financieren. De liquiditeitssteun werd verstrekt voor het continueren van de noodzakelijke (semi)publieke dienstverlening op de Landen.
Wilt u het vervolg van dit artikel lezen? Neem een online abonnement op de krant.