Ministerie: In 2022 achterstand weggewerkt
Van onze redactie
Willemstad - Het ministerie van Economische Ontwikkeling (MEO) heeft vorig jaar 1.638 verzoeken om een economische vergunning ontvangen, waarvan er 1.401 werden verleend en 237 nog in behandeling zijn.
Met een economische vergunning wordt onder meer gedoeld op de zogeheten ‘vestigings- en directeursvergunningen’, zo licht een medewerker van de Kamer van Koophandel (KvK) desgevraagd toe.
Iedere natuurlijke persoon en/of rechtspersoon die op Curaçao een bedrijf wil vestigen dient in het bezit te zijn van een ‘vestigingsvergunning’, aldus het online Vergunningenloket. Voor iedere aan te treden directeur die niet op de voormalige Nederlandse Antillen is geboren, dient naast de vestigingsvergunning ook een ‘directeursvergunning’ te worden aangevraagd.
Bij MEO is intussen ook gewerkt aan het wegwerken van een achterstand uit het verleden. Over 2021 betreft dat er 816, waarvan vorig jaar 810 zijn afgehandeld. Van de 6 die er overbleven, waren er 5 nog in afwachting in verband met het moratoriumbeleid ten aanzien van toko’s en minimarkten. Nu dit beleid er is, kunnen ook de vergunningsaanvragen worden behandeld.
Conform de wet is MEO belast met de beoordeling van de aanvraag van economische vergunningen en de verstrekking ervan. Het ministerie laat weten dat er extra inspanningen worden verricht om dit versneld te laten plaatsvinden. Gezien de hoeveelheid aanvragen die in 2022 in behandeling werden genomen, meent MEO dat er ‘met tevredenheid kan worden vastgesteld dat de inspanningen resultaat hebben gehad’.
Verreweg de meeste vergunningaanvragen hebben betrekking op ‘onshore’; vorig jaar waren dit er 952. ‘Offshore’ betreft 480, gevolgd door ‘standplaats (tijdelijk/vast)’ met 140. Verder gaat het om de categorieën ‘intrekking burger’ (31); ‘onshore filiaal’ (21); ‘E-zone’ (8); en ‘ventvergunning (tijdelijk/vast)’ 6.
Los van de genoemde vergunningen over 2021 en 2022 heeft MEO ook nog 40 verzoeken van 2022 uit de horeca en 108 oudere horeca-aanvragen verwerkt. In een toelichting meldt het ministerie dat in 2017 MEO werd gevraagd ook de horeca erbij te doen omdat sprake was van een grote in te lopen achterstand.
Horeca vormt een aparte groep, aangezien de afgifte ervan mede-afhankelijk is van andere instanties zoals de Brandweer, ROP (Ruimtelijke Ontwikkeling en Planning), G&Gz (Geneeskunde en Gezondheidszaken) en UBW (Unit Bijzondere Wetten van het politiekorps), wat kan zorgen voor vertragingen.
Soms wordt een uitbater geadviseerd om bepaalde wijzigingen aan te brengen. Als deze echter niet worden opgevolgd en uitgevoerd, is er kans op stagnatie van het vergunningsproces. MEO heeft onlangs een traject opgestart waardoor de verwerkingsprocedure voor horeca-vergunningen efficiënter moet verlopen; zodra dit beleid klaar is, zal de wet ook worden aangepast.
Alles bij elkaar, zo concludeert het ministerie, zijn er het afgelopen jaar 2.359 vergunningen afgehandeld, wat volgens MEO aangeeft ‘dat het ministerie daadwerkelijk op de goede weg zit’.