ANALYSE REDACTIE
De non-actiefstelling door Justitieminister Shalten Hato (MFK) van zijn hoogste ambtenaar, interim secretaris-generaal Desi Lai-Promes, en van de financieel directeur van hetzelfde ministerie, Sharlon Cornelia, zou te maken hebben met de verhoogde bijdrage van het Land Curaçao aan de Kustwacht Caribisch Gebied. Zo heeft Hato’s collegaminister en partijgenoot Javier Silvania van Financiën duidelijk gemaakt.
Er is, naar buiten toe vooral bij Silvania, verontwaardiging ontstaan omdat nu blijkt dat Curaçao vanaf 2023 een fors hoger bedrag kwijt is aan de Kustwacht; geld dat ook niet is opgenomen in de vorige maand door de Staten goedgekeurde landsbegroting voor dit jaar. De bewindsman van Financiën doet voorkomen alsof het Landsbesluit van 19 februari 2021 - nog van de vorige regering-Rhuggenaath (PAR/MAN) - als een volslagen (onaangename) verrassing komt. Maar, is dat ook terecht?
In het kader van de op 2 november 2020 gemaakte afspraken in het kader van het Landspakket Curaçao is het ‘Bestuursakkoord LTP Kustwacht Caribisch Gebied 2019-2028’, dat deel uitmaakt van het Lange Termijn Plan, geaccordeerd. De toenmalige minister van Justitie, Quincy Girigorie (PAR), handelde hiermee ‘in overeenstemming met het gevoelen’ van de toenmalige Raad van Ministers en werd gemachtigd om het Land Curaçao te vertegenwoordigen bij het ondertekenen van het Bestuursakkoord met de Staat der Nederlanden. Het Landbesluit werd, zoals altijd, medeondertekend door de gouverneur.
Intussen zit het kabinet-Pisas (MFK/PNP) al sinds juni 2021 in regeringscentrum Fòrti. Toch laten de bewindslieden zich kennelijk overvallen door het feit dat de landsbijdrage aan de Kustwacht wordt opgetrokken. En daar worden - naar het zich laat aanzien - twee hoge landsdienaren voor geofferd, namelijk de SG en de financieel directeur; ruim 17 maanden na het aantreden van de regering-Pisas en zo’n 22 maanden na ondertekening van het Landsbesluit. Heeft iedereen dan zitten slapen?
Zou minister Hato dan écht niet eerder geweten hebben van de hogere bijdrage uit de Curaçaose landsbegroting? Nog niet zo lang geleden, medio augustus, werd mede namens hem melding gemaakt van een ‘succesvol overleg justitiële samenwerking tussen Aruba, Curaçao, Nederland en Sint Maarten’. Hato was één van de deelnemers van het zogenoemde Justitieel Vierpartijen Overleg (JVO) in Den Haag met verder de ministers Tjon (Aruba), Yesilgöz-Zegerius (Nederland) en Richardson (Sint Maarten).
Twee keer per jaar vergaderen de ministers van Justitie van het Koninkrijk met elkaar over de gemeenschappelijke aanpak van onder andere georganiseerde criminaliteit, migratie en grensbewaking. Daar maakt de Kustwacht nadrukkelijk deel van uit. De Kustwacht Caribisch Gebied voert opsporingsactiviteiten uit, gaat mensenhandel en -smokkel en vervoer van illegale goederen tegen en werkt mee aan terrorismebestrijding; belangrijke activiteiten om in samenwerking met partners het gebied veilig te houden en regionale illegale stromen te onderscheppen. Nieuwe richtlijnen voor deze justitietaken van de Kustwacht zijn door de ministers in het JVO bezegeld in het Justitieel Beleidsplan Kustwacht. Zou minister Hato niet geweten hebben dat daar een prijskaartje aan hangt en dat de totale kosten voor de Kustwacht de komende jaren omhooggaan? Dat lijkt zeer onwaarschijnlijk.
Om de doelen van het Lange Termijn Plan 2019-2028 te realiseren is er een bedrag van 168 miljoen euro nodig, zo berichtten de media waaronder deze krant in mei 2021 aan de hand van een brief van de minister van Defensie. Ook de toenmalige oppositie van Curaçao, die zich opmaakte om te gaan regeren, heeft daar op dat moment kennis van kunnen nemen. Het betreft vervangingsinvesteringen (159,9 miljoen euro) en exploitatiekosten (7,9 miljoen euro). Uitgangspunt van de Rijkswet Kustwacht is de gezamenlijke financiering van de Kustwacht door alle landen van het Koninkrijk. Hiervoor is al lang geleden een verdeelsleutel vastgesteld: Nederland 69 procent, Curaçao 16 procent, Aruba 11 procent en Sint Maarten 4 procent. Met de kanttekening (van de redactie van het Antilliaans Dagblad) dat het hoofdkwartier van de Kustwacht en daarmee verreweg de meeste activiteiten vanuit Curaçao plaatsvinden; dat geldt voor zowel Parera (in de haven) als Hato (de luchthaven), met alle extra bedrijvigheid en werkgelegenheid van dien.
De bijdrage van Aruba bijvoorbeeld, bedraagt conform de verdeelsleutel met 11 procent 18,48 miljoen euro verdeeld over zeven jaar. Dit is een additioneel bedrag, op de jaarlijks exploitatiebijdrage, van 2,64 miljoen euro vanaf 2022 tot en met 2028. Nederland draagt (al vanaf 2018) tot en met 2028 jaarlijks 10,54 miljoen euro bij. Sint Maarten vanaf 2021 tot en met 2028 een aanvullende bijdrage van 0,84 miljoen. En Curaçao vanaf 2023 jaarlijks 3,84 miljoen euro (erbij).
Minister Silvania redeneert, en daarmee vermoedelijk ook de rest van de regering, dat het teveel gevraagd is voor een (ei)land dat nog maar net bezig is uit een grote financiële en economisch crisis te kruipen. Daar kan en mag over worden gediscussieerd - hoewel ‘afspraken zijn afspraken’ en ‘regeren is continuïteit’ - maar om daarvoor twee topambtenaren aan de schandpaal te nagelen, gaat zo op het eerste oog echt een stap te ver (tenzij er méér aan de hand is, waar de media en de bevolking geen weet van hebben, ondanks de transparantie die het kabinet zegt na te streven). Het is schadelijk voor het aanzien van hun functie en laat jonge professionals wel drie keer nadenken voordat ze een positie bij de overheid willen aannemen. De Financiënminister wijst voorts op de wettelijk comptabiliteitsbepalingen, suggererend dat daarmee destijds geen rekening is gehouden. Feit is echter dat de gouverneur al op 19 februari 2021 haar handtekening onder het Landsbesluit heeft gezet en dat algemeen bekend is dat het Kabinet van de Gouverneur alles eerst zorgvuldig uitpluist alvorens in te stemmen.
En, los daarvan: veiligheid kost (veel) geld. En doorgaans heeft de burger ook veel over voor veiligheid. Daarvoor moeten de bevoegde autoriteiten goed geëquipeerd zijn. Dat geldt óók voor bijvoorbeeld het Korps Politie Curaçao (KPC), waarvan bekend is dat het de agenten regelmatig ontbreekt aan goed en modern materieel. De politie is echter een autonome landstaak; een eigen verantwoordelijkheid van de Curaçaose regering. De Kustwacht is een rijksaangelegenheid, waarvan Nederland het leeuwendeel - ruim twee derde - voor zijn rekening neemt, terwijl het hier toch primair gaat om een maritieme rechtshandhaver en een onmisbare schakel in de veiligheidsketen in de Caribische delen van het Koninkrijk.
In de huidige tijd en situatie - dat wil zeggen: een nog altijd instabiel buurland Venezuela, migratieproblematiek, mensensmokkel en -handel, toenemende drugscriminaliteit, toenemende weersextremiteiten - is het van essentieel belang om de continuïteit van de operationele inzetbaarheid en de duurzaamheid van de Kustwacht te kunnen blijven garanderen. En dat niet in de laatste plaats in het belang van Curaçao en haar bevolking.