SER waarschuwt voor nog verder optrekken minimumloon
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Het nog verder verhogen van het minimumloon om deze gelijk te stellen met het bestaansminimum van een eenoudergezin met kinderen, zoals minister Ruthmilda Larmonie-Cecilia (PNP) het liefst wil, houdt in dat het 13,67 gulden zou worden; in plaats van 10,70 gulden, zoals nu per 2023 de bedoeling is.
Dat stelt de Sociaal-Economische Raad (SER) naar aanleiding van de wensen van de minister van Sociale Ontwikkeling, Arbeid en Welzijn (SOAW). De verhoging waar nu sprake van is betreft een stijging per 1 januari met 11,2 procent. Dat is al een forse verhoging.
Maar de SER wijst erop dat als minister Larmonie-Cecilia haar zin zou krijgen, dat het bruto minimumuurloon opgetrokken zal moeten worden tot 13,67 gulden, ofwel 7,51 dollar. ,,Wat hoger Iigt dan het huidige minimumloon op de BES-eilanden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba, die integraal onderdeel zijn van Nederland, red.) en de Cayman Islands (met het hoogste bruto binnenlands product, bbp, per capita in de regio, red.).”
Hierover zegt het adviesorgaan dan ook: ,,Aangenomen wordt dat hierdoor de concurrentiepositie van Curaçao ernstig wordt verslechterd”. Het bruto minimumuurloon bedraagt nu nog 9,62 gulden. Dat wordt straks in één keer - in plaats van in twee stappen, zoals eerder het voornemen was - 10,70 gulden.
Aan het adviesverzoek van de SER ligt ten grondslag, zo wordt uitgelegd, ‘de wens van de minister van SOAW om het bruto minimumuurloon in overeenstemming te brengen met het berekende bestaansminimum, waarbij als uitgangspunt geldt een huishouden bestaande uit één volwassene en twee kinderen, bij een voltijdsdienstverband op basis van een 40-urige werkweek’.
Larmonie-Cecilia, tevens partijleider van Partido Nashonal di Pueblo (PNP), maar voorheen minister voor Pueblo Soberano (PS) van wijlen Helmin Wiels, vindt een dergelijke verhoging niet alleen wenselijk, maar - zo schrijft de SER - ook noodzakelijk in het licht van de ontwikkelingen van de afgelopen jaren.
,,Daarmee wordt, in haar visie, beoogd dat een deel van de werkende bevolking, dat onder de armoedegrens leeft, mee kan profiteren van de relatieve welvaart en dat door middel van een minimumloonbijstelling de arbeidsparticipatie van economisch niet-actieven mogelijkerwijs kan worden bevorderd.”
Maar zoals gezegd, het adviesorgaan bestaande uit vertegenwoordigers van vakbonden en bedrijfsleven, waarschuwt voor verslechtering van de concurrentiepositie van Curaçao. ,,Op basis van de ernstig verslechterde concurrentiepositie en de lage arbeidsproductiviteit, raadt de SER de minister van SOAW ten sterkte af om zondermeer verhoging van het minimumloon naar maatstaven van het minimum bestaansniveau van éénoudergezinnen na te streven.”
Evenals in een eerdere SER-verkenning, namelijk van oktober 2017, beveelt de raad aan om specifiek beleid op te stellen voor eenoudergezinnen die elementen bevatten die het inkomen aanvullen.
‘Verlaging kosten zal armoedekloof helpen dichten’
In het kader van armoedebestrijding verzoekt de SER de regering om ook aandacht te schenken aan huishoudens met andere inkomstenbronnen, zoals de aov (ouderdomspensioen), aww (weduwen- en wezenuitkering) en de onderstand.
De SER geeft de regering-Pisas (MFK/PNP) tevens mee om ook aandacht te schenken aan mogelijkheden voor verlaging van de kosten voor levensonderhoud (voeding, elektriciteit, water en kosten van vervoer). ,,Verlaging van de kosten zal de kloof tussen het minimumloon en de armoedegrens helpen dichten.”
Bij het vaststellen of aanpassen van het minimumloon beveelt de SER verder - opnieuw en het kan wat de SER betreft niet vaak genoeg worden gezegd - aan de arbeidsproductiviteit in ogenschouw te nemen. Geadviseerd wordt de gemiddelde arbeidsproductiviteit in een land te meten als het bbp per gewerkte uur. Evenzo kan de arbeidsproductiviteit op sectoraal niveau gemeten worden door gebruik te maken van de bruto toegevoegde waarde (btw) van de betreffende bedrijfstak.
Het bbp per gewerkt uur is op Curaçao echter vaak niet voor handen door het ontbreken van het aantal gewerkte uren, waardoor de productiviteit per gemiddelde werkende als benadering gebruikt wordt. Uit onderzoek blijkt dat de arbeidsproductiviteit al jaren negatief bijdraagt aan economische groei.
Met andere woorden, aldus SER: al jaren is er sprake van een negatieve groei in de gemiddelde arbeidsproductiviteit. Op sectoraal niveau wordt geconstateerd dat sectoren waar voornamelijk het minimumloon van toepassing is - namelijk bouw, groot- en kleinhandel en hotels en restaurants - sectoren zijn waar de arbeidsproductiviteit ‘niet gegroeid is’ en waar het niveau onder het gemiddelde productiviteitsniveau van het land ligt. Dit zijn juist de sectoren die de meeste arbeidsplaatsen bieden.
Er is sprake van een verschuiving in werkgelegenheid van hoogproductieve bedrijfstakken naar lager-productieve sectoren. ,,In het licht daarvan vraagt de SER wederom aandacht voor beleid ter bevordering van de arbeidsproductiviteit in het algemeen en voor de daarmee samenhangende prioritering van sectoraal beleid ter bevordering van een duurzame economische ontwikkeling. Immers, volgens het
Internationaal Monetair Fonds (IMF) is het verhogen van de arbeidsproductiviteit eon voorwaarde voor bet ontsluiten van bet groeipotentieel van Curaçao om duurzame economische ontwikkeling te kunnen bewerkstelligen.”
ILO
Evenals in de SER-verkenning minimumlonen constateert de raad dat het minimumloon op Curaçao, bezien vanuit de invalshoek van de inkomensverdeling, ook anno 2019 buiten de door ILO (International Labour Organization) aanbevolen bandbreedtes valt.
,,Er dient, echter, niet miskend te worden dat de recente ontwikkelingen, onder andere tijdelijke staking van activiteiten door Covid-19, het sluiten van de raffinaderij en afbouw van activiteiten van de internationale financiële sector tot substantiële wijzigingen in de inkomensverdeling en de mate van armoede hebben geleid. De SER pleit hierdoor voor actuele data ten aanzien van de mate van armoede onder de bevolking in het algemeen en werkenden in het bijzonder en ten aanzien van de inkomensverdeling.