Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Statenvoorzitter, Charetti America-Francisca (MFK) heeft in de Tweede Kamer gisteren de kans aangegrepen om tijdens haar spreektijd over een maritiem verdrag tussen de Dominicaanse Republiek en het Koninkrijk der Nederlanden, het democratisch deficit aan te kaarten.
Zij had geen inhoudelijk commentaar op het verdrag an sich, maar stelde ‘een oprecht en bijzonder verzoek te doen aan deze Kamer, en aan de Staten-Generaal in het algemeen, om de parlementen van de andere landen binnen het Koninkrijk een gelijkwaardige positie te geven bij dergelijke processen binnen het Koninkrijk’. Zij vindt dat landen in een zo vroeg mogelijk stadium moeten worden betrokken bij de totstandkoming van verdragen die ook de eilanden aangaan. ,,Dit geldt des te meer indien bijvoorbeeld een verdrag zal kunnen leiden tot financiële voordelen voor de Caribische landen omdat zij hierdoor bepaalde economische activiteiten kunnen ontplooien”, zo voerde zij aan. Ook Statenleden Sheldry Osepa (PNP) en Amerigo Thodé (MFK) mochten spreken.
Osepa begon zijn speech in het Papiaments en zei: ,,Wij zijn hier aanwezig om onze stem te laten horen. Alleen door mee te doen, zal het Koninkrijk Curacao serieus nemen.” Dat de Caribische landen weinig participeren en inbreng hebben heeft volgens hem te maken met een gebrek aan institutionele capaciteit. Daarom suggereert Osepa: ,,Wellicht wordt het tijd om de capaciteit ter beschikking van de landen te stellen, nu buitenlandse betrekking een Koninkrijksaangelegenheid is. Wij denken aan mogelijkheden waar gebruik gemaakt kan worden van bijzondere expertise afhankelijk van het onderwerp.”
America-Francisca sprak vervolgens de Nederlandse minister Wopke Hoekstra (CDA), van Buitenlandse Zaken tegen die stelde dat de Caribische eilanden inbreng hebben gehad in het verdrag. Hoekstra in antwoord op Tweede Kamervragen: ,,Vertegenwoordigers van Aruba en Curaçao zijn voorafgaand aan de onderhandelingen geraadpleegd om een gezamenlijke onderhandelingsinzet te bepalen. Nadat de onderhandelende partijen overeenstemming hadden bereikt over de inhoud van het verdrag, is de tekst van het verdrag voorgelegd aan alle landen binnen het Koninkrijk. Die hebben hiermee vervolgens ingestemd.”
De Statenvoorzitter: ,,Als land is de inbreng van de Staten van Curaçao op dit verdrag vrijwel nihil tot hooguit minimaal; oftewel, de Staten van Curaçao kunnen weinig of geen enkele invloed uitoefenen op beslissingen op Koninkrijksniveau voor wat betreft internationale verdragen. Voorzitter ik kan u verzekeren dat volksvertegenwoordigers van het land Curaçao, ik doel hiermee op het parlement, niet geraadpleegd of gehoord worden, voorafgaand of gedurende bedoelde onderhandelingen.”
Zij verwijst vervolgens naar het Nederlandse regeerakkoord ‘Omzien naar elkaar, vooruitkijken naar de toekomst’ en citeert: ,,De coalitie wil het democratisch deficit bij de besluitvorming door de Tweede Kamer over voorstellen van rijkswetten doen opheffen door ruimte te geven voor een proportionele stem van de Caribische landen.” America Francisca wil zich aansluiten bij de stemmen die al zo lang het gemis aan een Koninkrijksparlement aangeven. ,,Er moet een manier zijn waarbij Curaçao als land meer invloed kan uitoefenen op voor Curaçao belangrijke beslissingen die door de Rijksministerraad worden genomen. Dit geldt vooral gezien de impact van beslissingen genomen door het Rijksministerraad op Curaçao, over de afgelopen jaren.”