‘Geen vertrouwen in BT&P als onafhankelijke regulator’
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De 22 particuliere pomphouders van Curaçao trekken ten strijde. Ze hebben geen vertrouwen meer in Bureau Telecommunicatie & Post (BT&P) dat de regering adviseert over de vaststelling van de gereguleerde, maximaal toegestane brandstofprijzen en ook toezicht houdt op de prijsontwikkelingen van olieproducten.
Dat hebben de belangenverenigingen Asogas en Copda alsmede Vanddis aan minister Ruisandro Cijntje (PNP) van Economische Ontwikkeling laten weten, met een kopie aan Financiënminister Javier Silvania (MFK) en overheids-nv Curoil.
Zij zijn van mening dat het ‘modelpompstation’, zoals gehanteerd voor berekeningen, op basis van het theoretisch model van BT&P ‘geen juiste marge oplevert’. Het ontbreekt volgens de pomphouders aan ‘normen’ en ‘geobjectiveerde informatie’.
Het gaat hier om de hoogte van de zogeheten ‘dealermarge’; het deel van de consumentenprijs aan de pomp dat de benzinestations ontvangen om hun bedrijfsvoering (personeel, huisvesting en onderhoud, algemene kosten, financieringskosten en afschrijvingen) te kunnen bekostigen.
Die dealermarge is momenteel 17,53 cent per verkochte liter. Marktpartijen hebben een verzoek ingediend tot verhoging met bijna 8 cent tot 25,44 cent per liter. Eind 2021 heeft BT&P een evaluatie en advies uitgebracht voor de periode 2022-2024, aan te vangen per 1 juli aanstaande, op basis van de Richtlijn Modelpompstation. BT&P komt daarbij tot de conclusie dat de huidige marge ‘niet ontoereikend’ is.
Daarop hebben Asogas, Copda en Vanddis begin dit jaar aan BT&P-directeur Franklin ‘Chebu’ Sluis laten ‘het volstrekt niet eens’ te zijn met de werkwijze van het semi-overheidsbureau. Dat geldt voor de afzetprognose voor de komende jaren, die ‘geenszins als realistisch wordt beschouwd’, maar ook voor de berekeningen voor wat betreft de operationele kosten van pompstations.
Voorzitters Hubert Raper (Asogas) en Ricardo Elhage (Copda) en Cicely van der Dijs (Vanddis) willen een ‘onafhankelijk accountantsonderzoek’ om tot objectieve resultaten te komen. ,,Op dit moment zijn de pomphouders nagenoeg volledig overgeleverd aan de eenzijdige, subjectieve en vooral incorrecte beslissingen van BT&P”, stellen zij met klem.
Zo zijn de budgettaire cijfers waar het bureau mee werkt voor wat betreft de uitgaven ‘aanzienlijk lager bepaald ten opzichte van de werkelijke cijfers van pompstations’. Die grote verschillen zouden niet alleen het geval zijn voor de 22 particuliere marktpartijen, maar volgens hen óók voor de vier verkooppunten van Curoil, het brandstofdistributiebedrijf dat in handen is van de overheid.
,,Het gaat er niet om ‘de operatie van het pomphoudersbedrijf op efficiënte wijze te kunnen voeren’ (zoals BT&P stelt, red.) maar om een marge te berekenen waarmee een pomphouder de continuïteit van zijn pompstations(s) kan waarborgen”, schrijven zij aan de regulator.
Asogas, Copda en Vanddis hebben in het verleden naar eigen zeggen ‘grondige onderzoeken’ laten doen, zoals door wijlen professor Cor Kocks (in mei 2019) en door CHH Business Management Consulting. ,,BT&P geeft echter geen gehoor en/of verleent geen medewerking om tot en eerlijke en transparante kwantificering van de modelpompstation-componenten te komen.”
De toezichthouder eist gecontroleerde jaarcijfers, wat volgens de belangenverenigingen het overgrote deel van de benzinestations niet heeft: ,,Een accountantscontrole is een kostbaar proces, wat de meeste pomphouders niet kunnen betalen uit de huidige exploitatie.”
Wel zouden de meeste bedrijven voor de evaluatie in 2018/2019 hun cijfers hebben ingeleverd bij BT&P. Door ‘frustratie en wantrouwen’ is dat bij de meest recente evaluatie echter niet gebeurd. Toch is het opvallend dat de geauditeerde jaarcijfers van de partijen die ze wél hebben ingediend ‘ontzettend verschillen’ met de calculaties waar BT&P voor 2022-2024 van uitgaat.
De margeberekening dient zo objectief mogelijk plaats te vinden. Dat kan volgens marktpartijen door een gezamenlijk geselecteerde ‘derde’ of een commissie bestaande uit vertegenwoordigers van beide partijen (BT&P en belangenorganisaties) met een onafhankelijke, door partijen aangestelde voorzitter. Dat heeft de voorkeur van Asogas, Copda en Vanddis. Anders moet gebruik worden gemaakt van ‘geobjectiveerde werkelijke gegevens’.
Volgens BT&P moet de dealermarge niet alleen niet omhoog, maar zou deze zelfs iets omlaag kunnen. Namelijk met 0,4 cent per liter, waardoor deze niet op 17,53 cent blijft, maar wordt verlaagd tot 17,14 cent. Dit uiteraard tot groot onbegrip en zelfs woede van de pomphouders, die juist het verzoek hebben gedaan de marge op te trekken naar 25,44 cent.
BT&P rekent met de Richtlijn Modelpompstation. Dat gaat uit van een ‘regulatorisch budget 2022-2024’ met ruim 5,8 miljoen ingekochte liters en een brutomarge van ongeveer 1 miljoen gulden. Na aftrek van kosten blijft over een operationele winst van bijna 340.000 gulden en na aftrek van de afschrijvingskosten een resultaat voor winstbelasting van 215.000. Volgens BT&P een brutomarge dat samen met de parameters leidt tot een genoemde ‘redelijke dealermarge van 17,14 cent per liter’.
Begin april 2021 is door het bureau een informatieverzoek uitgestuurd aan alle 26 pomphouders ten behoeve van de evaluatie van de dealermarge aan de hand van het modelpompstation. Daarop hebben 13 informatie aangeleverd bij BT&P. Hiervan bleek informatie van 9 pompstation direct bruikbaar voor het modelpompstation. Daarnaast zijn door Asogas/Copda separaat cijfers verstrekt ten aanzien van gewenste budgetten en marge.
Een eerste analyse van de verstrekte marktinformatie 2018-2020 levert volgens BT&P op dat een gemiddelde realisatie van het rendement op de activa met 9,3 procent het redelijk rendement van 8,5 procent overschrijdt, op basis waarvan geconcludeerd kan worden dat de marge ‘niet ontoereikend’ is.
BT&P heeft ook de gerealiseerde jaarafzetten van Curoil op een rijtje gezet. Dan is vanaf 2016 een dalende trend te zien. Met nog ruim 119,5 miljoen liter benzine in 2016 en 2017 tot 115,5 miljoen in 2018 en 2019 en een fikse terugval tot 100,5 miljoen in 2020. Bij diesel een vergelijkbaar beeld: bijna 42 miljoen liter in 2016 tot 38 miljoen liter in 2018, waarna in 2019 nog 36,2 miljoen wordt afgezet en 31,1 miljoen in 2020.
De afzetontwikkeling geeft aan dat er sprake is van een daling van de afzetten van zowel Mogas 95 benzine als LSD (low sulfer diesel). De cijfers laten een daling zien in 2018 en 2019 (precorona) die volgens BT&P naar alle waarschijnlijkheid te maken heeft met de ‘algehele economische teruggang’, onder andere door de stapsgewijze sluiting van de raffinaderij, en deels ook toenemende brandstofefficiëntie van voertuigen.
De zeer sterke daling in 2020 is gecorreleerd aan Covid-19 en kan vooralsnog niet als blijvend worden gezien, aldus BT&P. De gerealiseerde afzetten in 2021 liggen voor de tweede helft van het jaar alweer in lijn met afzetten van 2019. Op grond van herstel naar pre-corona kan volgens de toezichthouder worden verondersteld dat de afzet terugkeert naar de omvang op een niveau van 2018/2019, hetgeen zich vertaalt in een herstel van de normafzet voor pompstations eveneens naar pre-covidperioden.
Uit correspondentie aan minister Cijntje (met afschrift aan minister Silvania en Curoil) en aan BT&P-directeur Sluis valt op te maken dat Asogas, Copda en Vanddis zich absoluut niet kunnen vinden in de margeberekening pomphouders. Eigenlijk sluimert al jaren wantrouwen, want vanaf 2011 is door de stations gewezen op de ‘verschillen van inzicht’. Dat is niet minder geworden.
Er moet daarom een gezamenlijk geselecteerde ‘derde’ komen of een commissie met afvaardiging van beide partijen. Voor de korte termijn zou een onafhankelijk accountantsonderzoek ‘zeer de moeite waard’ zijn, teneinde tot meer objectieve uitkomsten te kunnen komen.
Het ergert de marktpartijen voorts dat BT&P gedurende de jaren dat het bureau belast is met de evaluatie ‘nooit in een van de pompstations is geweest om fysiek waar te nemen wat de exploitatie van een pompstation inhoudt’. BT&P wordt verweten de operatie van pomphoudersbedrijven ‘op subjectieve manier’ te beoordelen en ‘totaal geen inzicht te hebben’ in wat er werkelijk gebeurt.
,,De conclusie die kan worden getrokken is dat de invulling van het modelpompstation op basis van het theoretisch model geen juist marge oplevert”, schrijven voorzitter Raper (Asogas), Elhage (Copda) en Van der Dijs (Vanddis). ,,Voor de invulling van de relevante componenten van het modelpompstation ontbreken enerzijds ‘normen’ en anderzijds ‘geobjectiveerde informatie’.” Zij hebben geen vertrouwen in BT&P als onafhankelijke regulator.