Martina (MAN): Regering moet haalbare alternatieven presenteren
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De regering van premier Gilmar Pisas (MFK) en vicepremier Ruthmilda Larmonie-Cecilia moet voor een werkelijk haalbaar Plan B terug naar de tekentafel.
Dat concludeert Steven Martina, leider van oppositiepartij MAN, na kennis te hebben genomen van de drie varianten die de minister van Financiën, Javier Silvania (MFK), vorige week uit de doeken deed. Het Antilliaans Dagblad sprak met Martina.
,,De regering heeft kennelijk serieus naar alternatieven gekeken, de alternatieven kennelijk zelfs opgenomen in een wetgevingstraject. Echter, is zelf tot de conclusie gekomen dat de haalbaarheid van de alternatieven vrijwel nihil is. Kortom, voor een werkelijk haalbaar plan B zal het kabinet-Pisas wederom naar de tekentafel moeten. Beter ten halve gekeerd dan ten hele gedwaald.”
Aldus Martina. Op de vraag van de krant, of hij wil reageren op de drie alternatieve voorstellen - waaronder het fameuze ‘Plan B’ - gepresenteerd door de minister van Financiën tijdens de centrale commissievergadering van de Staten van vorige week ‘is de eerste gedachte die bij mij opkomt het volgende’: ,,Waarom zou ik reageren op de drie alternatieven als de minister van Financiën in dezelfde adem zelf al aangeeft dat de haalbaarheid van de plannen een groot vraagteken is?”.
De fractievoorzitter van MAN zegt verder: ,,Een relevante vraag aan de minister is dan: ‘Indien u zelf twijfelt aan de haalbaarheid van de plannen, kunnen we een en ander dan wel bestempelen als plannen’? En ook: ‘Waarom worden ze gepresenteerd?’”.
Het gaat om drie varianten die Financiënminister Silvania noemde als alternatieven voor de (her)financiering van bijna een miljard gulden aan van Nederland in 2020 en 2021 ontvangen renteloze coronaleningen, ook wel liquiditeitssteun genoemd.
Deze krant benaderde de MAN-leider vanwege zijn financieel-economische kennis en ervaring. Hij was voorheen ceo van verzekeringsmaatschappij Guardian/Fatum, verliet het bedrijfsleven en was tot medio juni 2021 minister van Economische Ontwikkeling in het kabinet-Rhuggenaath (PAR/MAN).
,,Uiteindelijk gaat het om het afkopen van een schuld van circa 1 miljard aan Nederland, waardoor de randvoorwaarde voor het instellen van het Coho (Caribisch Orgaan voor Hervorming en Ontwikkeling) zou komen te vervallen.” Martina loopt desgevraagd de drie gepresenteerde alternatieven puntsgewijs af.
‘Alternatieven bieden geen soelaas’
1.Het eerste alternatief betreft een Landsverordening Swap-arrangement, waarbij de overheids-nv’s zouden worden verplicht een bedrag te storten bij de Centrale Bank CBCS. Dit zou in totaal een bedrag van 100 miljoen moeten opbrengen, waarbij 60 miljoen aan extra liquide middelen beschikbaar komt voor de overheid.
,,De volgende ernstige twijfels komen bij mij op: Corporate Governance in acht genomen, is het maar de vraag of de regering de overheids-nv’s kan verplichten dit te doen. Vragen zoals: Is deze swap in het belang van de nv’s? Is de overheid überhaupt bij machte dit geld terug te betalen, gelet op haar precaire financiële situatie met een schuldquota van ruim 90 procent? Zullen de leden van de directies en raden van commissarissen hiermee instemmen, gelet op het feit dat ze hoofdelijk aansprakelijk zijn voor dit soort besluiten? Tevens worden de renteverplichtingen na twee jaar betaalbaar gesteld, wat een extra last betekent voor het Land. De minister geeft ook aan dat een Swap formeel geen lening is. Echter, dit soort vraagstukken zullen wel in goed overleg met het College financieel toezicht (Cft) moeten plaatsvinden. Immers, geen overleg kan resulteren in een advies met als resultante het onmiddellijk betaalbaar stellen van de schuld. Kortom, het Cft kan dan denken ‘Als er toch op een creatieve manier geld beschikbaar is, dan kan de schuld ook afgelost worden’. Dit zal het Cft dan zeker in zijn advies aan Nederland opnemen. Verder geeft de minister zelf aan dat het alternatief nooit een miljard zal opbrengen, reden temeer waarom dit alternatief geen soelaas biedt.”
2. Het tweede alternatief betreft de Landsverordening crisisheffing Covid-19. Financiële instellingen betalen dan 5 procent crisisheffing, die evenwel niet mag worden doorberekend aan klanten. Dit zou een bedrag tussen de 500 tot 800 miljoen opbrengen.
MAN-Statenlid Martina zegt er dit over: ,,Net als alle andere alternatieven zal dit alternatief ook getoetst moeten worden aan algemene beginselen van behoorlijk bestuur, te weten: het zorgvuldigheidsbeginsel, het motiveringsbeginsel, het ‘fair play’-beginsel, het rechtzekerheidsbeginsel, het vertrouwensbeginsel en het gelijkheidsbeginsel. Mijn bescheiden mening is dat dit alternatief, getoetst aan deze beginselen, de toets der kritiek niet zal doorstaan en een sterk negatief advies zal krijgen van instanties zoals de Raad van Advies (RvA) en de Sociaal Economische Raad (SER). De minister geeft zelf aan dat dit alternatief, gelet op de lage en zelfs negatieve renteopbrengsten in het buitenland en de beperkte lokale productieve investeringen, een behoorlijke druk zal leggen op de financiële instellingen, en uiteindelijk contraproductief zal werken op economische groei die het eiland zo hard nodig heeft.”
3. Het derde alternatief betreft een Ministeriële regeling voor een reservefonds. Lokale financiële instellingen storten een bedrag op een rekening bij de Centrale Bank en ontvangen een rente die gelijk is aan de beleningsrente plus één procent.
,,Dit zou een bedrag van een miljard opbrengen en daarmee kan de coronalening aan Nederland terugbetaald worden. Echter, de minister geeft meteen aan dat dit alternatief 50 miljoen per jaar aan extra lasten impliceert en dat de overheid op dit moment die last niet kan dragen. In wezen is dit een vorm van herfinanciering en dat wordt doorgaans gedaan met de doelstelling om de kosten te verlágen en/of extra financiering te bewerkstelligen. Géén van deze doelstellingen wordt bereikt met dit alternatief. Het tegendeel juist, de lening wordt beduidend duurder.”
Martina: ,,Resumerend kan ik stellen dat de regering kennelijk serieus naar alternatieven heeft gekeken, de alternatieven kennelijk zelfs heeft opgenomen in een wetgevingstraject, echter zelf tot de conclusie is gekomen dat de haalbaarheid van de alternatieven vrijwel nihil is. Kortom, voor een werkelijk haalbaar plan B zal het kabinet-Pisas opnieuw naar de tekentafel moeten.”