Silvania: Tijd winnen bij heronderhandelen Coho
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De regering-Pisas heeft, naar nu blijkt, drie alternatieve voorstellen geanalyseerd om de schuld van circa 1 miljard gulden aan coronaleningen terug te kunnen betalen aan Nederland. ,,Daarmee wordt tijd gewonnen om de voorwaarden van de rijkswet Coho te heronderhandelen.”
In een centrale commissievergadering van de Staten heeft minister Javier Silvania (MFK) van Financiën de varianten toegelicht en de voor- en nadelen van elk voorstel op een rijtje gezet. Voor alle drie de voorstellen is de conceptwetgeving al klaar, maar het zal tijd nemen om het proces tot afkondiging van de wetten af te ronden.
Afgelopen vrijdag werd in de Rijksministerraad in Den Haag besloten dat Curaçao, Aruba en Sint Maarten de renteloze coronaleningen die zij sinds april 2020 van Nederland kregen nog niet in april hoeven terug te betalen. De Caribische landen hebben achttien maanden langer de tijd gekregen. Daarmee lijkt de druk even van de ketel. Toch heeft de Curaçaose minister van Financiën gisteren uitgebreid stilgestaan bij de drie alternatieven die de regering achter de hand heeft.
- Het voorstel voor de Landsverordening Swap Arrangement Covid-19 verplicht bepaalde overheids-nv’s een bedrag te storten op een bij de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) geblokkeerde rekening. Dat geld staat voor een termijn van maximaal twee jaar vast. In ruil krijgen de overheidsbedrijven 4 procent rente per jaar. Op basis van een zogenaamde Swap-overeenkomst met de lokale banken kan de overheid gebruikmaken van een bedrag van ongeveer 100 miljoen gulden. Volgens Silvania komt daarmee ongeveer 60 miljoen gulden extra aan liquide middelen beschikbaar. Het College financieel toezicht (Cft) zou dit niet kunnen tegenhouden, omdat een Swap ‘formeel geen lening is’. Nadeel van deze optie is dat het bedrag op de geblokkeerde rekening nooit een miljard zal zijn. De regeling kost de overheid - de 4 procent rente aan de nv’s - per jaar 2,4 miljoen gulden. Dat bedrag (4,8 miljoen) moet na twee jaar, bij het aflopen van de overeenkomst, worden uitgekeerd. Bovendien kunnen er toch liquiditeitsproblemen ontstaan bij onvoorziene omstandigheden, zoals eerder door de pandemie. Dan zit het geld vast bij de CBCS.
- Het tweede alternatief is de Landsverordening crisisheffing Covid-19. Financiële instellingen betalen 5 procent crisisheffing en die mag, anders dan bijvoorbeeld de omzetbelasting, niet worden doorberekend aan klanten. Dat genereert 500 tot 800 miljoen gulden, maar vraagt inspanningen van de overheid die moet controleren dat de heffing inderdaad niet wordt afgewenteld. Het voorstel zal pijnlijk zijn voor de financiële instellingen, omdat die al onder druk staan door de lage, zelfs negatieve, renteopbrengsten in het buitenland. ,,En lokaal is er weinig ruimte voor investeringen”, zegt Silvania.
- Dan is er de derde optie, ‘het fameuze Plan B’, aldus de minister: de Ministeriële Regeling voor een Reservefonds. Lokale financiële instellingen storten een bedrag op een rekening bij de Centrale Bank en ontvangen een rente die gelijk is aan de beleningsrente plus één procent. Silvania denkt dat het mogelijk moet zijn op deze manier één miljard vrij te maken, omdat de instellingen overliquiditeit hebben. Een investering in het fonds komt daarmee op een goed moment. ,,In dit geval hebben we geen financiering van Nederland nodig en kunnen de schuld van één miljard terugbetalen.” Maar de bewindsman zet zelf meteen een flinke streep door dit alternatief: ,,Het Land Curaçao betaalt 5 procent rente aan de financiële instellingen, dat is vijftig miljoen gulden per jaar. Dat geld heeft de overheid op dit moment niet.”
Het geeft evenwel een inkijkje in wat er ‘achter de schermen’ gebeurt. In een nadere toelichting tegenover het Antilliaans Dagblad geeft de bewindsman aan dat het alternatieven zijn die in juni 2021 zijn bestudeerd. ,,Dus de regering denkt op dit moment niet aan deze opties.”