Na dreigement Ansary partijen nog lijnrecht tegenover elkaar
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - Parman International bv (PIBV) van Hushang Ansary protesteert en dreigt, maar op grond van de Landsverordening toezicht verzekeringsbedrijf (LTV) is de Centrale Bank CBCS bevoegd en door het gerecht gemachtigd om bezittingen van zijn Ennia-Groep te verkopen - waaronder Banco di Caribe (BdC) - en is hiervoor geen toestemming van of overleg met Parman vereist.
PIBV van grootaandeelhouder Ansary laat in een verklaring weten dat de verkoop van de bank ‘onwettig’ is en daarvoor eerst zijn instemming is vereist. Echter, hierover deed de rechter in mei 2021 al uitspraak.
In dit vonnis verwijst het gerecht naar de genoemde wet, naar de LTV: ,,Bij het uitspreken van de noodregeling machtigt het gerecht de Centrale Bank zowel tot vereffening van het geheel of van een gedeelte van de portefeuille van de verzekeraar als tot overdracht van alle of van een deel van zijn rechten en verplichtingen.” En zolang nog niet is gebleken van een negatief vermogen betreft deze machtiging mede verkoop van het vermogen.
,,Uit deze zin volgt dat de machtiging aan CBCS tevens strekt tot vereffening van het vermogen”, aldus de rechter tien maanden geleden. En zo werd er voor alle duidelijkheid aan toegevoegd: ,,De stelling van Parman dat de verkoop van activa van de Ennia-Groep onrechtmatig zou zijn omdat dit in strijd is met haar wettelijke plicht, is dus onjuist.”
Dat Ansary door de verkoop van in dit geval Banco di Caribe schade lijdt, werd toen weersproken door de Centrale Bank, want zo voert de CBCS aan: met de verkoop wordt ook weer geld ingebracht, zodat er geen waarde verloren gaat.
In juni vorig jaar werd door het Antilliaans Dagblad op grond van dit belangrijke vonnis onthuld dat de Centrale Bank bezig was om de winstgevende BdC, dochter van de verzekeringsgroep Ennia van de in Houston gevestigde Amerikaan Ansary, te verkopen. Vóór die tijd werden daarover geen mededeling gedaan.
De nu 94-jarige oorspronkelijk van Iran afkomstige voormalige topdiplomaat Ansary nam Ennia in 2006 over van Delta Lloyd - onder de toezegging dat hij er geld in zou steken, wat volgens de CBCS niet is gebeurd; integendeel zelfs. In die periode werd eerst BdC (2005) en vervolgens Ennia overgenomen door zijn Parman International.
Bijna vier jaar geleden, begin juli 2018, heeft CBCS eerst de vergunning van de Ennia-verzekeraars (Leven, Zorg en Schade) ingetrokken en werd kort daarop de noodregeling door het gerecht uitgesproken (en vervolgens erkend door de Amerikaanse rechter).
Volgens de Centrale Bank in Willemstad had Ennia een ernstig solvabiliteitstekort, dat alleen maar verder verslechterde; instructies van de CBCS en later van ‘stille curatoren’ werden niet opgevolgd, activa van Ennia werden op grote schaal onttrokken en op het laatst was zelfs gepoogd 100 miljoen dollar buiten Ennia te brengen.
In een vonnis van eind november 2021 werden Ansary en overige ex-bestuurders veroordeeld tot betaling van ruim een miljard aan schadevergoeding. Al die tijd is de Centrale Bank bezig de Ennia-Groep weer solvabel te maken door middel van herstructurering.
Zo werd de waarde bepaald van het onroerend goed Mullet Bay op Sint maarten, één van de belangrijkste activa van Ennia, en is in september jongsteleden een overeenkomst getekend met United Group Holding voor de verkoop van dochtervennootschap BdC. Dat werd publiekelijk bekendgemaakt.
Ook toen protesteerde Ansary, onder meer door middel van eveneens een persverklaring. Het zou allemaal gebeuren zónder zijn toestemming. Daarop reageerde de Centrale Bank dat de CBCS in het kader van de voorgenomen verkoop van de aandelen in BdC, een aandeelhoudersvergadering had belegd op 25 mei 2021. In het kader van de uitnodiging is een schriftelijke toelichting bij de agenda gegeven aan Parman als aandeelhouder in Ennia Caribe Holding.
,,Parman is (echter, red.) niet verschenen zodat geen besluitvorming kon plaatsvinden. De wet voorziet erin dat de CBCS als bevoegd gezag onder de noodregeling dan zelf in de noodzakelijke besluitvorming kan voorzien. De CBCS heeft hiervan gebruik gemaakt ten behoeve van de verkoop van de aandelen in BdC.”
Kort geding
Verwezen werd - ook toen al - naar de uitkomst van een kort geding waarin door PIBV werd gevorderd dat het de CBCS wordt verboden om activa van de Ennia-groep (zoals BdC) te verkopen. In de uitspraak heeft de rechter die vordering afgewezen en - zoals hierboven gemeld - geoordeeld dat de machtiging aan de CBCS in het kader van de noodregeling ook strekt tot de verkoop van activa.
De afgelopen jaren is volgens de Centrale Bank meerdere keren geprobeerd om in overleg met Ansary tot een oplossing te komen voor de omvangrijke tekorten bij Ennia. Toen en tot op heden heeft Ansary ‘de problematiek en de omvang daarvan echter niet erkend’. De persberichten die hij en PIBV op de Curaçaose gemeenschap afvuren vormen daarvan telkens een nieuwe illustratie. ,,De heer Ansary heeft er in al die tijd geen blijk van gegeven rekening te houden met de belangen van de polishouders en daarmee de belangen van Curaçao en Sint Maarten”, aldus de CBCS in een eerder commentaar. ,,Zoals eerder gecommuniceerd blijft de CBCS koersvast bij haar werk aan de herstructurering van Ennia in het belang van de polishouders”, luidde vorig jaar het standpunt.
BdC
Banco di Caribe (BdC) valt zelf niet onder de noodregeling; daar was - zoals ook eerder gecommuniceerd door de Centrale Bank - geen enkele reden voor. BdC is een asset die een positieve bijdrage levert aan de Ennia-Groep. De verkoop van BdC zal opbrengsten genereren die ten goede komen aan de herstructurering van Ennia.
De jaarcijfers 2021 zijn nog niet gepubliceerd. Maar over BdC is bekend dat het over 2020 door de coronacrisis een lagere winst vóór belastingen van 1,6 miljoen gulden en na aftrek van belasting van 1,3 miljoen rapporteerde; dat was een jaar eerder - precorona dus - nog 17,4 miljoen respectievelijk 8,8 miljoen winst. Aldus de geconsolideerde jaarrekening die op 31 maart 2021 van een goedkeurende accountantsverklaring is voorzien.
Het eigen vermogen groeide naar 182,4 miljoen per 31 december 2020. In 2020 heeft BdC haar leningenportefeuille (na aftrek van voorzieningen) zien toenemen van 1.045 miljoen naar 1.065 miljoen (ruim een miljard). De cliëntendeposito’s en spaartegoeden bedroegen 1.528 miljoen (ruim 1,5 miljard).
BdC werd in 1973 opgericht door Eduardo ‘Eddie’ de Kort en Phillip de Jongh. In 2005 werd Parman International bv (PIBV) meerderheidsaandeelhouder. Het bankbedrijf is actief op Curaçao (hoofdkantoor) en daarnaast op Aruba, Bonaire en Sint Maarten met respectievelijk 250, 70, 15 en 15 medewerkers.
Open kaart van CBCS
Naar aanleiding van het persbericht van Parman International (PIBV) van gisteren 2022 volstaat de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten (CBCS) met een verwijzing naar eerdere persberichten van haar kant. CBCS somt op: Op 16 september 2021 is bekendheid gegeven aan de voorgenomen verkoop van Banco di Caribe (BdC). In aanvulling op dat persbericht wordt gewezen op het voor het financiële herstel van de Ennia-groep gunstige vonnis dat op 29 november 2021 is gewezen. In het persbericht van 20 september 2021 is een toelichting gegeven op het rechtmatige karakter van de verkoop van BdC. Niet alleen is door de rechter in kort geding geoordeeld dat de machtiging aan de CBCS in het kader van de noodregeling ook strekt tot de verkoop van activa van de Ennia-groep, zoals BdC. Ook is er in het kader van de voorgenomen verkoop van BdC een aandeelhoudersvergadering georganiseerd maar is PIBV niet op die aandeelhoudersvergadering verschenen.