Rechter: Regeling maximumprijzen geneesmiddelen is oké
Van een onzer verslaggevers
Willemstad - De rechter heeft de importeurs en groothandelaren van geneesmiddelen op Curaçao op geen enkele manier gelijk gegeven.
,,Aventas nv, Manrique Capriles & Sons bv, Curaçao Pharmacal Company bv, Visser Trading Curaçao en Oduber Agencies Curaçao nv zullen onder ogen moeten zien dat wanneer keuzes moeten worden gemaakt om te komen tot een aanvaardbaar kostenniveau en beheersing daarvan, het niet mogelijk is het alle belanghebbenden bij de sector naar de zin te maken”, aldus het vonnis.
De toenmalige interim-minister van Economische Ontwikkeling (MEO), ook handelend namens de minister van Gezondheid, Milieu en Natuur (GMN), heeft op 12 juni 2019 de gewraakte Ministeriële Regeling maximumprijzen geneesmiddelen 2019 vastgesteld. Deze trad op 1 augustus dat jaar in werking.
De importeurs, die destijds moord en brand schreeuwden, proberen sinds maart 2021 via het gerecht onverbindend verklaring af te dwingen, dat het Land onrechtmatig heeft gehandeld jegens de VIPP (Vereniging van Importeurs Pharmaceutische Producten) en dat het Land schadeplichtig is.
Onder meer stellen de groothandelaren dat de nieuwste regeling niet zozeer maximumprijsregulering van medicijnen is, als wel het vinden van een manier ter compensatie van de kostenoverschrijdingen bij het Curaçao Medical Center (CMC).
De regeling is ook niet vormgegeven als een absoluut/nominaal maximumprijsvoorschrift, maar als een maximale marge. En de overblijvende marge op met name spécialités is zodanig laag geworden dat de importeurs in financiële problemen dreigen te komen, en daardoor komt de geneesmiddelenvoorziening in het algemeen in gevaar.
Rechter Van Leeuwen gaat hierin niet mee. Op geen enkel punt. Geen van de aangevoerde argumenten kan leiden tot onrechtmatig- of onverbindend verklaring van de bewuste regeling.
Hij stelt dat sowieso ‘terughoudendheid is geboden’ voor het gerecht, slechts ‘uiterst marginale toetsing’. ,,Daarbij verdient aantekening dat niet alleen op Curaçao, maar ook internationaal regulering van prijzen van geneesmiddelen voor de overheden al jarenlang een terugkerend punt van aandacht is, omdat geneesmiddelen vanouds een belangrijk aandeel in de totale zorgkosten vormen en de kosten van de gezondheidszorg nu eenmaal overwegend publieke/collectieve kosten zijn, ook hier op Curaçao, waarvan de beslissing niet volledig aan de vrije markt kan worden overgelaten.”
Het vonnis noemt ook het Rapport Taskforce Marktordening en Financiering Zorgsector van 4 maart 2019. Daaruit blijkt, aldus de rechter, dat het ingrijpen van de Curaçaose overheid ‘niet steeds even succesvol is geweest in de zin dat de redelijkerwijs mogelijk en haalbaar geachte kostenbesparingen ook daadwerkelijk werden bereikt’.
Daarbij komt dat de kosten van geneesmiddelen op Curaçao, ook internationaal gezien, een relatief hoog gedeelte van de totale kosten van de zorg innemen, ‘zelfs ongeveer het dubbele van die op Aruba of in Nederland’. ,,Hierdoor is het verklaarbaar dat de overheid zich gesteld ziet voor nieuwe keuzen, waardoor zij de nodige ruimte dient te hebben, de minister dus de nodige discretionaire bevoegdheid heeft en waarbij het niet aan de rechter is de effectiviteit van het nieuwe beleid en in beginsel ook niet de gevolgen voor individuele marktpartijen op voorhand te beoordelen.”
Het vonnis stelt dat het substitutiebeleid - het kopen van meer generieke geneesmiddelen dan merkmedicijnen - aansluit op het elders in het Koninkrijk, met name in Nederland, al jarenlang gevoerde beleid.
En in het kader van het totale beleid met betrekking tot de gezondheidszorg en de beheersing van de kosten daarvan, is regulering van maximumprijzen voor geneesmiddelen ‘een noodzakelijk complement’ op de overige wet- en regelgeving; en beperkt prijsregulering zich niet tot enkel conjuncturele doeleinden, zoals de importeurs betogen.
Het argument dat de bevoegdheid van de minister van MEO niet verder gaat dan het voorschrijven van de absolute maximumprijzen, klopt niet volgens het gerecht. Het ‘tegendeel’ volgt uit de wetsgeschiedenis en de Memorie van Toelichting, zoals dat ook het stellen van winstpercentages niet is uitgesloten en dat margevoorschriften kunnen worden berekend.
De vordering om bij de vaststelling van nieuwe regeling eerst overleg met de importeurs te plegen is niet anders onderbouwd dan dat het horen van VIPP de ellende voorkomen kan worden. ,,Dat is te weinig”, aldus rechter Van Leeuwen. Evenmin is van enige (wettelijke of andere) verplichting tot voorafgaand overleg met de groothandelaren of VIPP gebleken. Overigens is ter zitting duidelijk geworden dat door de overheid wel degelijk overleg is en wordt gevoerd met de representanten van de farmaceutische sector.